rechtsplegingvergoeding en algmeen belang

3M Dhondt
Topic Starter
Berichten: 6
Juridisch actief: Ja

rechtsplegingvergoeding en algmeen belang

#1 , 13 aug 2013 21:00

De rechtsplegingvergoeding en het algemeen belang.

De rechtsplegingvergoeding (‘rpv’) is sinds 1 januari 2008 een forfaitaire vergoeding die de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij (artikel 1022, al. 1, van het Gerechtelijk Wetboek in burgerlijke zaken en artikel 162bis van het wetboek strafvordering in strafzaken) vergoedt. De burgerlijke of strafrechter veroordeelt de ‘verliezende’ partij tot betalen van deze rechtsplegingvergoeding te betalen aan de ‘winnende’ partij. De winnende partij recupereert zo een deel van de kosten die ze maakte om rechten te behartigen.
De introductie van de rpv verliep niet van een leien dakje. De wetgever gleed uit over een slordige, ondoordachte redactie. De wetgever als immanentie van de res publica verloor zelf het openbaar belang uit het oog. Zoals dikwijls volgde een diarree van wetsaanpassingen, rechtszaken, ongrondwettigheidsverklaringen, … .
Er was eens een nieuwe regelgeving over de rechtsplegingsvergoeding. Toen kwamen de juridische betwistingen.
Het grondwettelijk hof oordeelde dat het openbaar ministerie in burgerlijke zaken evenmin een rpv verschuldigd is. De verhaalbaarheid in strafzaken is immers beperkt tot de relatie beklaagde – burgerlijke partijen en geldt niet voor de verhouding beklaagde - Staat (vertegenwoordigd door het openbaar ministerie).
En er werd opnieuw hard gebonkt op de statige deur van het grondwettelijk hof. Het hof oordeelde dat de Waalse gemachtigde ambtenaar van het bestuur stedenbouw en ruimtelijke ordening in een strafrechtelijk contentieux geen rpv moet betalen. Zijn herstelvordering beoogt het algemeen belang en hij vordert in het kader van zijn publieke opdracht en zijn taak lijkt op deze van het openbaar ministerie.
Het tumult verspreide zich snel in het rechtslandschap. Het arbeidsauditoraat hing ook al aan de deurbel. Het grondwettelijk hof oordeelde dat het arbeidsauditoraat, dat optreedt zoals het openbaar ministerie in naam van het algemeen belang, geen rechtsplegingvergoeding verschuldigd is. Het hof achtte de ongelijkheid tussen de behandeling in artikel 162 van het wetboek strafvordering ( de strafrechter kan geen rechtsplegingsvergoeding opleggen aan het openbaar ministerie) en de verplichting van artikel 1022 gerechtelijk wetboek waardoor het arbeidsauditoraat wel een rpv kan opgelegd worden, ongrondwettelijk.
Gewekt door de open en dichtslaande statige deuren van het grondwettelijk hof, volgde de wetgever – zonder verder te denken - gedwee de wijsheid van het hof. Een wetswijziging bepaalde dat wanneer het openbaar ministerie een rechtsvordering in burgerlijke zaken instelt (bv. familiezaken, handelszaken, jeugdbescherming) en de zaak verliest, de Staat geen rechtsplegingsvergoeding moet betalen. Bij rechtsvorderingen van de arbeidsauditeur voor de arbeidsgerechten is er bij verlies evenmin geen vergoeding verschuldigd zijn, aangezien.
De wetgever struikelde, stond recht, schopte de vervelende steen weg en strompelde gedachteloos verder naar de volgende obstakels. De wetgever vergat dat in diverse rechtszaken nog andere verdedigers van het algemeen belang optreden, die in volle onafhankelijkheid rechtszaken moeten kunnen voeren ten bate van het openbaar belang en zonder dreigend financieel zwaard van Damocles. Door proactieve overheidsdiensten en de hoeder van de grondwet evolueert het verhaal positief en zegeviert het begrip “redde Caesari, quae sunt Caesaris”.
De gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur (‘GSI’) heeft als taak (wettelijke opdracht verankerd in de Vlaamse codex ruimtelijke ordening) het handhaven van de wetgeving stedenbouw en ruimtelijke ordening. De GSI oefent zijn handhavingstaken ( opsporen, vaststellen en verbaliseren van bouwmisdrijven) uit met de hoedanigheid van een officier van gerechtelijke politie. De GSI kan als preventieve maatregel de werken, handelingen en het gebruik zonder stedenbouwkundige vergunning stilleggen (stakingsbevel) met verzegeling en inbeslagname. De GSI kan de doorbreking van het stakingsbevel vaststellen, waarna de rekenplichtige van het herstelfonds een administratieve geldboete oplegt. De GSI kan na beroep deze administratieve geldboete eventueel verminderen of kwijtschelden. De curatieve handhaving (na vaststelling van een bouwmisdrijf) geeft de GSI de bevoegdheid bij de burgerlijke en strafrechtbank een herstelvordering in te leiden (na gunstig advies van de hoge raad voor het handhavingsbeleid). Deze herstelvordering beoogt de legaliteit en de goede plaatselijke ruimtelijke ordening te herstellen (door bijvoorbeeld aanpassingswerken of de afbraak van de illegale constructies of een meerwaarde te eisen). De GSI staat ook in voor de opvolging van de uitvoering van de rechterlijk bevolen herstelmaatregelen (betekenen, wettelijke hypotheek nemen ter garantie terugbetaling uitvoeringskosten, invorderen verbeurde dwangsommen, …). De GSI kan - bij aanhoudende lethargie van de veroordeelde bouwovertreder – ten slotte zelf het herstel ambtshalve uitvoeren.
Tot voor kort moest de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur bij het afwijzen van zijn herstelvordering steeds een rechtsplegingvergoeding betalen aan de ‘winnende partij’. Bij het vorderen van een meerwaarde kon dit sterk oplopen. De GSI bleef niet bij de pakken zitten en verzocht de rechters in talrijke rechtszaken prejudiciële vragen te stellen. De antwoorden kwamen snel.
Het hof van cassatie stelde vast dat in strafzaken de rechtsplegingsvergoeding op grond van artikel 162bis van het wetboek strafvordering slechts verhaalbaar is in de verhoudingen tussen de beklaagde en de burgerrechtelijk aansprakelijke partij en tussen de beklaagde en de burgerlijke partij. Vaste rechtspraak oordeelde al dat de herstelvordering van de GSI geen vergoeding van schade aan een particulier belang betreft, maar het beëindigen beoogt van een illegale toestand uit een bouwmisdrijf dat het algemeen belang schaadt. De gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur oefent zijn wettelijke opdracht uit in functie van het algemeen belang (vrijwaren van de goede ruimtelijke ordening en naleven van de regelgeving ruimtelijke ordening en stedenbouw). De GSI is dus geen burgerlijke partij en is bijgevolg geen rechtsplegingsvergoeding verschuldigd.
In een rechtszaak (herstelvordering) voor de burgerlijke rechtbank werd ook prejudiciële vraag gesteld. Het grondwettelijk hof verwijst naar haar arrest nr. 83/2011 van 18 mei 2011 waarin geoordeeld werd “dat het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie vereist dat die rechtsvorderingen, die in naam van het algemeen belang en in alle onafhankelijkheid door een publiek orgaan zijn ingesteld, op dezelfde wijze worden behandeld als de strafvorderingen.” Het Hof verwijst ook naar de parlementaire voorbereiding en oordeelde dat “zoals de leden van het openbaar ministerie dienen de stedenbouwkundig inspecteurs hun vordering in volle onafhankelijkheid te kunnen uitoefenen, zonder rekening te houden met het financieel risico verbonden aan het proces.” De burgerlijke rechter kan dus in kader van beoordeling van een herstelvordering, geen rechtsplegingsvergoeding opleggen aan de ‘verliezende’ GSI.
En er is uiteraard meer. De consequente en analoge redenering doortrekken heeft verdere implicaties. Het schepencollege heeft m.b.t. het inleiden van herstelvorderingen dezelfde rechtsgrond, bevoegdheid en doelstelling als de GSI en ook hier dient de vrijstelling te gelden. Op grond van eenzelfde standpunt zijn de wooninspecteur en de gemachtigde ambtenaar onroerend erfgoed als publieke handhavers in hun specifieke regelgeving evenmin rechtsplegingsvergoedingen verschuldigd.
Zolang de wetgever geen allesomvattende, sluitende en consequente regelgeving over de rechtsplegingsvergoeding neerschrijft blijft dit een ‘never ending story’. Wie bekostigt de oliespuit voor de schurende scharnieren van de waaierende deuren van het grondwettelijk hof?
In een arrest van het hof van beroep te Antwerpen betreffende een betwisting over dwangsommen, oordeelde de rechter alvast dat de GSI een opdracht vervult “die nauw verwant is aan die van het openbaar ministerie. Er is dan ook geen rechtsplegingsvergoeding verschuldigd.” Dus consequent en analoog kan geconcludeerd worden dat de GSI in alle uitvoeringsgeschillen over de herstelvordering (bij voorbeeld een betwisting over het al dan niet verbeurd zijn van een rechterlijk opgelegde dwangsom wegens niet of laattijdig uitvoeren van de rechterlijk bevolen herstelmaatregelen) en ook in rechtszaken betreffende stakingsbevel, administratieve geldboetes, … optreedt ten bate van het algemeen belang (naleven van de regelgeving stedenbouw en ruimtelijke ordening en vrijwaren van de goede ruimtelijke ordening). Bijgevolg is de GSI in alle rechtszaken geen rechtsplegingsvergoeding verschuldigd. Over deze kwesties lopen momenteel prejudiciële vragen gesteld bij het grondwettelijk hof.
De weg is lang en de wetgever traag, maar aan de horizont wenkt uiteindelijk toch het primaat van het algemeen belang. Alle publieke hoeders van het openbaar belang zullen dan gelijk behandeld zijn en zullen onafhankelijk en vrij van financiële druk kunnen optreden. Eind goed, al goed. Zelfs de burgers glimlachen: de ‘staatskas met belastinggeld’ blijft gevrijwaard van aderlatingen ten voordele van ondergeschikte particulier belangen.
Nunc est bibendum.
Dhondt M. - jurist


Wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat (publicatie in Belgisch staatsblad van 31/05/2007), genoemd ‘wet verhaalbaarheid honoraria) + Koninklijk Besluit van 26 oktober 2007 (publicatie in Belgisch staatsblad van 9/11/2007) genoemd ‘uitvoeringsbesluit rechtsplegingvergoeding’ legt de modaliteiten en geïndexeerde tarieven vast.
Arrest grondwettelijk hof nr. 182/2008 van 18 december 2008
Arrest grondwettelijk hof nr. 135/2009 van 1 september 2009
Arrest grondwettelijk hof nr. 83/2011 van 18 mei 2011
Wet tot wijziging van de artikel 1022 van het gerechtelijk wetboek (gepubliceerd Belgisch staatsblad 11/03/2010)
Geef de keizer, wat de keizer toekomt
Artikelen 6.1.47 - 6.1.50 (stakingsbevel, administratieve geldboete, beroep), 6.1.41 (herstelmaatregelen), 6.1.46 (ambtshalve), 6.2.1 (hypotheek) van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening
Arrest hof van cassatie nr. P.10.2052.N/1 van 24 mei 2011
Parl.St., Kamer, 2009-2010, DOC 52-2313/001, p.6
Arrest grondwettelijk hof nr. 43/2012 van 8 maart 2012
Artikel 6.1.41 §1 Vlaamse codex ruimtelijke ordening
Hof van beroep Antwerpen, 17de kamer, nr. 2010/AR/1141 van 27/02/2012

Reclame

Jureca
Juridisch actief: Ja
Regio: België

Een juridische oplossing. Voor elk probleem, voor iedereen!

Benieuwd naar jouw juridische opties? Jureca begeleidt jou aan de geschikte oplossing. Klik hier om jouw situatie te beschrijven en we nemen binnen de 24 uur met jou contact op voor persoonlijke begeleiding