JuridischForum.be

Wordt een niet reglementair geplaatst "licht" aanzien als een "zicht"? Of veranderd dat niets aan de zaak?
Concreet zegt het burgelijk wetboek dat een licht in een niet gemene muur die op de scheiding staat op de benedenverdieping op een minimale hoogte moet zitten van 2,6m, niet doorzichtig mag zijn, en moet voorzien zijn van traliewerk.

Er is een discussie over een bepaald raam. Is het nu een zicht of een licht. Het raam in kwestie heeft transparant glas, je kan er dus door kijken. Het zit een pak lager dan 260cm (eerder op 160 a 170cm), en het heeft geen traliewerk. De enige voorwaarde waardoor het eventueel als licht kan aanzien worden is dat het niet open kan.
Mijn inziens gaat het hier dus wel degelijk om een zicht, aangezien het niet aan de andere voorwaarden van een licht voldoet. Of zie ik dat verkeerd en gaat het weldegelijk om een licht aangezien het niet kan geopend worden, zij het dan niet reglementair geplaatst?

Ik besef maar al te goed dat dit enorm voor interpretatie vatbaar is... maar zou eens wat andere meningen willen horen.

Ik besef maar al te goed dat dit enorm voor interpretatie vatbaar is... maar zou eens wat andere meningen willen horen.

Ik zie hier eigenlijk weinig ruimte voor interpretatie. Het is een raam waardoor de bewoner van de woning een direct zicht heeft op het naastgelegen erf.

Ik besef maar al te goed dat dit enorm voor interpretatie vatbaar is... maar zou eens wat andere meningen willen horen.

Ik zie hier eigenlijk weinig ruimte voor interpretatie. Het is een raam waardoor de bewoner van de woning een direct zicht heeft op het naastgelegen erf.

Klopt

“Art.675.Geen van de naburen mag, zonder toestemming van de andere, in een gemene muur een venster of opening maken, hoe dan ook, zelf niet met vaststaand glasraam.Art.676.De eigenaar van een niet gemene muur die onmiddellijk paalt aan het erf van een ander, mag in die muur lichtopeningen of vensters maken met ijzeren traliewerk en vaststaand glasraam. Deze vensters moeten voorzien zijn van een ijzeren traliewerk waarvan de maliën ten hoogste een decimeter groot zijn, en van een vaststaand glasraam.Art.677. Deze vensters of lichtopeningen mogen niet lager gemaakt worden dan zesentwintig decimeter boven de vloer of grond van de kamer die men wil verlichten, indien deze met de straat gelijkvloers is, en niet lager dan negentien decimeter boven de vloer, voor de hogere verdiepingen.Art.678.Men mag op het besloten of niet besloten erf van zijn nabuur geen rechtstreekse uitzichten of uitzicht gevende vensters, noch balkons of andere soortgelijke vooruitspringende werken hebben, tenzij er een afstand van negentien decimeter is tussen de muur waar men die maakt, en het erf.Art.679 Men mag op datzelfde erf geen zijdelingse of schuine uitzichten hebben, tenzij er een afstand is van zes decimeter.Art.680 De afstand waarvan sprake in de twee vorige artikelen, wordt gerekend van het buitenvlak van de muur waarin de opening gemaakt wordt, en, indien er balkons of andere soortgelijke vooruitspringende werken zijn, van hun buitenrand tot aan de scheidslijn van beide eigendommen...”(Burgerlijk Wetboek=B.W.).

‘Het raam in kwestie heeft transparant glas, je kan er dus door kijken‘ zodat het een venster is. ‘Het zit een pak lager dan 260cm’ , wat art.677 B.W. verbiedt, ‘en het heeft geen traliewerk’ wat art.676 B.W. dit oplegt.

Bedankt voor de info. Zo bekijken wij het ook. Tegenpartij zegt echter dat men in de rechtstaal spreekt over een "licht" wanneer men spreekt over een een venster dat niet opengaat en slechts het licht doorlaat. Een uitzicht is een venster da wel opengaat en tegelijk licht en lucht doorlaat.
Ze zijn hiervan zo overtuigd dat ze puur op deze argumentatie in beroep gaan.