Hallo,
Ik ken een kleine vraag, kan iemand helpen alstublieft?
4 huizen A, B, C en D hebben een recht van uitweg richting A, gezien de 4 huizen al 100 jaar oud zijn. Elk huis heeft zijn eigen oprit.
D bouwt E op een ingesloten perceel achter D, ze zijn zeer kort van dezelfde eigenaar D. Niets in de aktes, geen vrederechter, E gebruikt nu ook gewoon de erfdienstbaarheid.
D verkoopt het huis E maar verkoopt de stuk grond van de erfdienstbaarheid mee met E. D heeft geen eigendom meer in de erfdienstbaarheid, hij is enkel heerser op iedereen richting A.
E denkt van wel maar blijkt dat gesplitste erven enkel een recht van uitgang kunnen vorderen op het ander gesplitste deel. Enkel op D dus, maar die bezit dat stuk grond niet meer! E grenst nu aan C. Dus de vrederechter is onmogelijk nu? Want C behoorde niet bij D&E.
E heeft een weg ingericht via F langs de achterzijde naar een andere straat en maakt daar gebruik van beide doorgangen, goed berijdbaar maar een klein beetje verder. F is familie van E.
Nu de vraag in deze puzzel. Als E het huis C opkoopt of de grond waartoe de erfdienstbaarheid hoort, vermoed ik dat E er ook nu nog niet over kan (erfdienstbaarheid op perceel, niet persoon) maar wél kan stappen naar de vrederechter om een recht van uitgang te vorderen?
Moet er nog soep zijn?