#10 , 10 mei 2015 12:46
Cass., 4 maart 2005,
"Krachtens art. 661 B.W. kan de eigenaar van een privatieve scheidingsmuur de prijs voor het gemeen maken van die muur van zijn nabuur vorderen, indien en voor zover deze van de muur zodanig gebruik maakt dat hij zich het medebezit daarvan aanmatigt, aldus inbreuk pleegt op het uitsluitend eigendomsrecht van zijn nabuur en daarmee redelijkerwijze niet kan voortgaan zonder de impliciete wil de muur voor gemeen te houden.
De enkele omstandigheid dat de nabuur uit het bestaan van de scheidsmuur voordeel haalt maakt deze bezitsaanmatiging niet uit.
Het optrekken van een muur van 14 cm dik op 6,5 cm van de muur van de gebuur, die 30 cm dik is, maakt op zich geen dergelijke bezitsaanmatiging uit en verplicht dus niet tot overname van de muur van de gebuur."
Dit is toch iets anders als "Als de buur een dubbele muur gemetst heeft (2 keer 14 cm.met isolatie ertussen) dan zal je moeten overnemen als die "te paard" gebouwd werd (=de helft op uw grond). Dit los van uw keuze om zelf nog een derde muur te plaatsen."
Ik ga er mee akkoord dat veel feitenrechters dit een onbillijke toestand vinden en al het mogelijke zullen doen om toch maar ergens een daad van bezitsaanmatiging te vinden, zodat de muur moet overgenomen worden. Zo werd bijvoorbeeld geoordeeld "Door de roofing van zijn gebouw te branden op de muur van de gebuur begaat X een inbreuk op het uitsluitende eigendomsrecht van zijn gebuur en matigt zich het medebezit van deze muur aan. Aldus houdt hij de muur voor gemeen en is gehouden tot overname ervan."