‘Het verhuren van de onverdeelde eigendom aan een derde is in beginsel noch een daad van behoud noch een daad van voorlopig beheer,zodat in beginsel de medewerking van alle mede-eigenaars vereist is. Uit art.1165 en art.577-2,§5 en 6 volgt dat wanneer één van de mede-eigenaars met een derde een huurovereenkomst sluit m.b.t. een onverdeeld goed,deze huurovereenkomst niet ongeldig is,maar enkel niet kan worden tegengeworpen aan de andere mede-eigenaars.Uit art.1719,3°,art.1725 en 1725 B.W. volgt dat de verhuurder de huurder moet vrijwaren wanneer een derde beweert een zakelijk of persoonlijk recht te bezitten op het verhuurde goed en dit recht afbreuk doet aan het rustig genot van de huurder.Dit is het geval wanneer een derde met wie de huurder voorheen een huurovereenkomst heeft gesloten,beweert dat deze huurovereenkomst nog steeds van kracht is en de betaling van de huurprijs vordert‘(Cass. C.12.0439.N,28 juni 2013,R.W.2014-15,344).
‘mijn broers hebben achter mijn rug het zo geregeld dat de oudste zoon nog 2 jaar kan blijven wonen in de ouderlijke woning nadat onze moeder in juli 2014 overleden is...de prijs voor de huur die de oudste maandelijks betaald is 120 euro per erfgenaam’
Aan de vereiste medewerking van alle mede-eigenaars is blijkbaar niet voldaan zodat die huur u niet kan tegengeworpen worden.
“Art.1344bis.Onder voorbehoud van de bepalingen omtrent de pacht kan elke vordering inzake de huur van goederen worden ingeleid bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het vredegerecht. Het verzoekschrift vermeld, op straffe van nietigheid :...”(Gerechtelijk Wetboek).
Vorder daarin de uitdrijving van de huurder van uw broers. Ga naar de griffie van het Vredegerecht en vraag daartoe een papieren formulier. Desnoods kopieert u de tekst van art.1344bis Ger.W. en gebruikt u deze als invulformulier mits omzetting in briefvorm. Dit verzoekschrift ondertekenen,neerleggen en de verdere procedure afwerken kan in PRINCIPE zonder advocaat.