#2 , 24 feb 2014 00:43
Het voorgelegde probleem zal onderworpen worden aan verschillende wetgevingen .
1/ Wetgeving op ruimtelijke ordening - oprichten van een losstaand bijgebouw op minder dan 3 meter van de perceelgrens .
2/ Wetgeving op eigendommen ( hetzij Burgerlijk wetboek , als Veldwetboek )
a/ afpaling van eigendom
b/ gemeenschappelijke muur
c/mede eigendom
d/ vruchtgebruik
e/ grens beplantingen en afpalingen .
Voor wat 1/ betreft : u hebt een "toestemming " van de gemeente . Bedoelt u daarmee een"Stedenbouwkundige Vergunning " ?
Zonder exact te weten wat u precies hebt verkregen van de gemeente , dient gezegd dat een vergunning wellicht zal onderworpen zijn aan bepaalde voorwaarden ( zoals het "aanplakken " van de vergunning ,leesbaar vanaf de openbare weg ) .
2/ WETGEVING EIGENDOMMEN .
BURGERLIJK WETBOEK. - BOEK II : Goederen en beperkingen van eigendom (art. 516-710bis).
AFDELING I. - GEMENE MUUR EN GEMENE GRACHT.
Art. 653. In de steden en op het platteland wordt iedere muur vermoed gemeen te zijn, wanneer hij tot scheiding dient tussen gebouwen, en dan tot aan het minst verheven dak, of nog wanneer hij tot scheiding dient tussen binnenplaatsen en tuinen, en zelfs tussen omheinde erven in de velden; een en ander indien er titel noch teken is van het tegendeel.
Art. 654. Een teken dat een scheidsmuur niet gemeen is, is aanwezig wanneer het bovenste van de muur aan de ene kant opstaande is en loodrecht op het voetstuk, en aan de andere kant schuin afloopt;
Eveneens, wanneer er zich slechts aan één zijde, hetzij een kap, hetzij stenen lijsten en karbelen bevinden, die daar bij het bouwen van de muur zijn geplaatst.
In die gevallen wordt de muur geacht uitsluitend toe te behoren aan de eigenaar aan wiens zijde de drop is of de stenen karbelen en lijsten zich bevinden.
Art. 655. Het herstellen en het wederopbouwen van de gemene muur komen ten laste van allen die op de muur recht hebben, en zulks naar evenredigheid van ieders recht.
HOOFDSTUK III. - MEDEEIGENDOM.
AFDELING I. - (GEWONE MEDEEIGENDOM EN GEDWONGEN MEDEEIGENDOM IN HET ALGEMEEN.)
§ 3. De medeëigenaar heeft deel in de rechten en draagt bij in de lasten van de eigendom naar verhouding van zijn aandeel.
§ 5. De medeëigenaar heeft recht op het gebruik en het genot van de gemeenschappelijke zaak, overeenkomstig haar bestemming en in zover zulks met het recht van zijn deelgenoten verenigbaar is.
Daden tot behoud van het goed en daden van voorlopig beheer kan hij wettig verrichten.
TITEL III. - VRUCHTGEBRUIK, GEBRUIK EN BEWONING.
Art. 578. Vruchtgebruik is het recht om van een zaak waarvan een ander de eigendom heeft, het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, maar onder verplichting om de zaak zelf in stand te houden.
AFDELING II. - VERPLICHTINGEN VAN DE VRUCHTGEBRUIKER.
Art. 605. De vruchtgebruiker is slechts verplicht de herstellingen tot onderhoud te doen.
De grove herstellingen blijven ten laste van de eigenaar, behalve indien zij veroorzaakt zijn door het verzuimen van herstellingen tot onderhoud sinds de aanvang van het vruchtgebruik; in welk geval de vruchtgebruiker ook daartoe verplicht is.
7 OKTOBER 1886. - Veldwetboek.
HOOFDSTUK 6. Grondbepaling en afpaling.
Art. 38. De in het Burgerlijk Wetboek bedoelde afpaling wordt op het terrein aangegeven op de wijze en met behulp van de uiterlijke tekens, tussen de betrokken partijen overeengekomen, en moet bovendien blijken uit een proces-verbaal en een plan, die in twee genummerde exemplaren door partijen ondertekend worden en in hun bezit blijven om hun tot titel te dienen.
(...) <W 08-04-1969, art. 1>
Art. 39. Ingeval de eigenaar van een goed dat grenst aan het goed van een eigenaar die de afpaling heeft gevraagd overeenkomstig artikel 38, weigert binnen de door de vrederechter gestelde termijn aan de afpalingsverrichtingen deel te nemen, kan de rechter een deskundige aanstellen, die bij de verrichtingen aanwezig zal zijn en in de plaats van de onwillige eigenaar het proces-verbaal zal ondertekenen.
Deze regel is mede van toepassing op de eisen tot afpaling van eigendommen die grenzen aan eigendommen van een gemeente, een provincie, de Staat of een openbare instelling.
HOOFDSTUK 5. (Afsluiting van eigendommen. Afstand voor beplantingen. Afbakening van landbouw en bosbouwzones.) <W 08-04-1969, art. 1>
Art. 35. Hoogstammige bomen mogen slechts op een door vast en erkend gebruik bepaalde afstand geplant worden; bij ontstentenis van zodanig gebruik mogen hoogstammige bomen slechts op twee meter, andere bomen en levende hagen slechts op een halve meter van de scheidingslijn tussen twee erven worden geplant.
OPMERKINGEN :
1/ Vooraleer dergelijke werken op te starten ( gemeenschappelijke muur ) ,dient men natuurlijk zeker te zijn dat het wel degelijk om een gemeenschappelijke muur gaat .
Wanneer dit niet het geval is , zie B.W. Art. 653 en Veldwetboek Art. 38 en 39 . ( tenzij men claimt de muur in eigen bezit te hebben ) .
2/ Bij een gemeenschappelijke muur zal uiteraard toestemming vereist zijn van beide aangelanden .
3/ Het beste zou geweest zijn de effectieve ( naakte) eigenaar(s) daarin te betrekken , doch :
Art. 578 B.W. stelt dat : " Vruchtgebruik is het recht om van een zaak waarvan een ander de eigendom heeft, het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, maar onder verplichting om de zaak zelf in stand te houden."
Daaruit volgt dat een vruchtgebruiker wel degelijk autonoom toestemming kan geven om bepaalde werken ( te laten ) uit te voeren door derden aan het eigendom ( en de gemeenschappelijke delen) .
4/ Vraag is hier dan wel , of buur toestemming gegeven heeft om werken uit te voeren aan de muur , of alleen maar toestemming om een carport op te richten op de scheidingslijn . Dit dient u zelf te verklaren .
5/ Als zou blijken OP VOORHAND ( of nadien met bewijzen ) dat de gebrekkige staat van de muur te wijten was aan de beplanting en / of het "kunstmatig aangelegde " niveau verschil , dan hebt u een punt van argumentatie ( maar niet noodzakelijkerwijs van toestemming ) .
6/ Normaal gezien speelt hier ook het financiële aspect , met de vraag of de buur al dan niet wil tussenkomen in de kosten , zonder een eventuele expliciete toestemming voor de werkzaamheden aan de muur . In geval u de kosten op u neemt , ontneemt u natuurlijk een belangrijke argumentatie aan de klager ( zijnde het kind ) .
Vooraleer verder advies te geven over de "aanklacht " , dient u nader te verduidelijken ( toestemming - financieel aspect ) .
Uw slot vragen kunnen als volgt beantwoord worden :
a/ vruchtgebruiker kan toestemming geven aan buur ( zoals boven uiteengezet ) .
b/ Veldwetboek Art. 35 gaat in eerste instantie over "afsluitingen " en in tweede instantie over beplantingsafstanden van ( hoogstammige bomen ) en "andere bomen en levende hagen " .
Dit artikel KAN gebruikt worden , om discussie aan te gaan over beplanting die op minder dan een halve meter van de scheidingslijn staat , zij het dat het voor interpretatie vatbaar is .
Wanneer namelijk reeds een scheiding aanwezig is ( muur ) kunnen de rechten van de aangelanden daarin verschillen , zeker als het gaat over beplanting die "niet als levende haag " kan omschreven worden . Ook een jarenlange stilzwijgende toestemming speelt hierin een rol . Men kan een jarenlang bestaande situatie niet van de ene op de andere dag betwisten , zonder gegronde redenen .
c/ De beplanting OP de muur die beschadigd of verwijderd is , is uiteraard onvermijdelijk . Men kan geen omelet bakken zonder eieren te breken .
Schade aan verderop staande beplanting is dan een feitenkwestie , die zo nodig door een deskundige moet beoordeeld worden ( rekening houdend met de ruimte die noodzakelijk is om de werken te kunnen uitvoeren ) .
Wat een wet interessant maakt ,
is wat er in die wet , niet in staat .