De AV heeft de wens uitgedrukt om bomen te laten kappen. De syndicus moet het nodige doen om dat resultaat te verwezenlijken.
Aangezien de AV het mandaat van de syndicus niet beperkt heeft tot stap één moet hij alle door de wet voorziene stappen ondernemen teneinde met maximale kans het beoogde doel te verwezenlijken.
Maar de AV is soeverein.
Voorbeelden:
1. Het beroep in mijn VME tegen een burgerlijk vonnis van de vrederechter van 2006 (vernietiging BAV 15.11.2005) werd afgewezen in 2011 omdat niet de AV, maar wel de syndicus en de toenmalige "raad van beheer" beroep hadden aangetekend.
2. Het beroep tegen de vernietiging (op mijn verzoek) van de twee milieuvergunningen (
aangevraagd door twee feitelijke verenigingen) werd aangetekend door een groep van mede-eigenaars (niet de VME). Dat verzoek werd aanvaard, mede op basis van "emotionele" petities. Maar de groep is er nog steeds niet in geslaagd om de vergunning uit te voeren (meerkost van hun “systeem” tegenover mijn voorstel: gemiddeld 4.000 EUR/appartement). De Raad van State heeft dit beroep niet vernietigd, opdat geen rechtsregels werden overtreden en ik niet wou aantonen dat de strafwet werd overtreden. De VME is ondertussen strafrechtelijk al beboet, maar de mede-eigenaars werden daarvan niet op de hoogte gebracht.
“alle door de wet voorziene stappen” = dus inclusief de toelating vragen aan de AV (beslissingsorgaan van de vergunningaanvrager) om in beroep te gaan. Het is aan de AV en niet aan de syndicus om de eventuele keuzes te maken, zo meerdere opties voorliggen. Dit kan eventueel achteraf zo de syndicus gebruik maakt van Art. 577-8 §4 4° BW, maar de toelating
moet voorgelegd worden met besluiten, naar ik meen ten laatste acht dagen voor de rechtsdag, zo het gaat om een burgerlijke zaak.
Een vergunning is geen vonnis.
De regels zijn iets minder strak. Ik kan bijvoorbeeld perfect en rechtsgeldig een bouwvergunning/certificaat vragen voor een terrein waar ik geen eigenaar ben. Als ik die krijg heb ik dan twee jaar om ze eventueel uit te voeren, maar ik moet ze niet uitvoeren. Op het einde van de werken zal de bevoegde overheid eventueel nazien op bais van klachten van derden of deze vergunning rechtsgeldig uitgevoerd werd.
De Staat vergund “a priori”, maar het is aan de
vergunninghouder (VME) om te zien of hij geen andere burgerlijke rechten schendt en ook of hij de strafwet niet overtreed. En zijn verantwoordelijkheid “a posteriori” te dragen.
Voorbeeld:
In het geval van de milieuvergunningen (zie hiervoor) dient de VME slechts gesplitst te worden in twee op datum van uitvoering van de twee milieuvergunningen (één vergunning per VME).
Deze splitsing is financieel op korte termijn zogezegd interessant omdat dan geen milieuvergunning 1A dient aangevraagd (financieel een belangrijke meerkost). Een miliueuvergunning 1A is sinds 1999 noodzakelijk voor een VME met een ondergrondse parking van +200 voertuigen.
Maar voor mij belangrijk omdat in feite enkel een vergunning 1A
automatisch een onafhankelijk toezicht garandeert op de uitvoering van de milieuvergunning. Een vergunning 1B of lager geeft de syndicus en de raad van beheer meer vrijheid om te doen wat zij willen.
De meerkost op korte termijn wordt een winst op lange termijn.
Ondertussen heeft de gerechtelijke syndicus in 2011 zeer concreet en juridisch bewijsbaar aangetoond dat door een onafhankelijk expert de VME al meer heeft uitgespaard dan de meerkost van een milieuvergunning 1A.