Een grootvader heeft voor zijn kleindochter een huis op haar naam gezet.
Na zijn overlijden raakten de ouders van het kind in vechtscheiding.
De vader (die bekend staat als huisjesmelker) van het kind inde de inkomsten van de huurgelden van de huidige huurders.
Het meisje is ondertussen volwassen geworden, en krijgt een deurwaardersexploot om de onroerende voorheffing te betalen. Het meisje verwittigt haar vader maar deze weigert haar de huurgelden door te storten, en tevens de eigendomsrechten en sleutels van het huis aan haar over te dragen nu zij volwassen is. Er is trouwens in de loop der jaren reeds een moeilijke verhouding tussen vader en dochter.
Haar vader weigert elk verder contact, en hij weigert tevens alle betalingen aan de fiscus uit te voeren.
Het meisje vraagt nu wat haar rechten zijn, en wat ze concreet moet doen om die rechten af te dwingen.