#6 , 05 dec 2012 18:12
Voor wat betreft de reglementen van inwendige orde: art. 577-10, §4 BW.
Art. 577-10, §4, eerste lid BW: "Iedere bepaling van het reglement van orde en iedere beslissing van de algemene vergadering kan rechtstreeks worden tegengesteld door degenen waaraan zij tegenstelbaar zijn."
Art. 577-10, §4, tweede lid BW: "Zij kunnen worden tegengeworpen aan eenieder die houder is van een zakelijk of persoonlijk recht op het onroerend goed in mede-eigendom, en wel onder de volgende voorwaarden:
1° met betrekking tot de bepalingen en de beslissingen aangenomen voor het verlenen van het zakelijk of persoonlijk recht, door de kennisgeving die hem verplicht door de verlener wordt gedaan op het tijdstip van de verlening van het recht, van het bestaan van het reglement van orde en van het register bedoeld in § 3, of bij gebreke daaraan, door de kennisgeving die hem wordt gedaan op initiatief van de syndicus bij ter post aangetekende brief; de verlener is aansprakelijk ten aanzien van de vereniging van medeëigenaars en de houder van het zakelijk of persoonlijk recht, voor de schade die ontstaat door een vertraging of door afwezigheid van de kennisgeving;"
M.a.w. bij de totstandkoming van bv. de huur is het de mede-eigenaar die de huurder op de hoogte moet brengen van het bestaan van het reglement. Als dat niet gebeurt is het aan de syndicus om die kennisgeving te doen. Zo moeten de statuten deze zaak verder regelen en met name bijkomende verplichtingen opleggen zoals de integratie van een kennisgevingsbeding, een meldingsfiche die verplicht wordt overgemaakt aan de syndicus zodat deze op de hoogte is dat de kennisgeving werd gebeurd, etc.
Dit reglement moet overeenkomstig art. 577-10, §2, eerste en derde lid BW ter beschikking zijn op de zetel van de VME en ter plaatse en zonder kosten door iedere belanghebbende geraadpleegd kunnen worden.
Voor de wijzigingen die na het verlenen van vb. de huur werden aangebracht aan het reglement, geldt een andere regeling. Art. 577-10, §4, tweede lid BW: "Zij kunnen worden tegengeworpen aan eenieder die houder is van een zakelijk of persoonlijk recht op het onroerend goed in mede-eigendom, en wel onder de volgende voorwaarden: met betrekking tot de bepalingen en de beslissingen aangenomen, na het verlenen van het persoonlijk recht of na het ontslaan van het zakelijk recht, door de kennisgeving die hem wordt gedaan op initiatief van de syndicus bij ter post aangetekende brief."
Hierbij is het niet meer aan de verlener van het recht, maar wel een verplichting van de syndicus om die kennisgeving te doen. In de praktijk blijkt evenwel dat weinig syndici dit doen, met alle gevolgen nadien. De syndicus kan in geen enkel geval deze verplichting doorschuiven naar de betrokken verlener van het recht.