Een door de Rechtbank aangestelde “ bijzondere tijdelijke syndicus ad-hoc “ had de opdracht een Algemene Vergadering vast te leggen, nodig voor het verkiezen van een nieuwe syndicus.
Omdat het een mastodont-VME betreft mocht hij beroep doen op derden om hem daarin bij te staan, wat hij dan ook deed door het ‘ in onderaanneming ‘ aan stellen van twee syndici ( ‘ons kent ons ‘) voor het dagdagelijks werk op het terrein.
De verkiezing van een nieuwe syndicus werd beperkt tot deze twee z.g.z. enige kandidaten, alhoewel het een inzet betrof van minimum 80000€ à 90000 € per jaar, en werd bij mijn weten een derde kandidaat geweerd.
Volgens mij had hier tenminste ook de wet van mededinging moeten gerespecteerd worden, ongeacht of er een plafondbedrag daarvoor was vastgelegd, wat pas na de verkiezing van die nieuwe syndicus is gebeurd ( voorstel was 30000€ , beslist werd het op 15000€ te houden, wat dan eerder niet realistisch is voor een mastodont-VME van > 500 kavels).