4. Daar stelt zich geen enkel probleem. Art. 577-6, §7, lid 2 BW stelt enkel dat de naam van de lasthebber dient vermeld te worden.
Dat begrijp ik. Ik twijfel enkel of een geprint document (in feite een
kopie van het origineel) met dus ook een kopie van de handtekening van de volmachtgever, rechtsgeldig is.
Als ik me niet vergis, kan men een ondertekend contract rechtsgeldig via fax versturen. Maar geldt deze rechtsgeldigheid ook voor een zelfgemaakte kopie van een volmacht of moet men het origineel voorleggen?
"Traditioneel stelde de rechtsleer dat art. 1334 BW enkel op authentieke akten toepasselijk is. Men steunde daarvoor op de 19de-eeuwse definitie van een kopie als zijnde de letterlijke transcriptie van een origineel. Zie: H. DE PAGE, Traite élémentaire de droit civil belge, Brussel, Bruylant, 1967, III, 857, nr. 833 onder A, met verwijzingen. Thans stelt men dat art. 1335 en 1336 BW - gelet op hun formulering - slechts gelden voor authentieke akten, maar dat art. 1334 BW, omwille van zijn ruime formulering en gelet op de nieuwe reproductietechnieken via fotokopie, fax, foto of microfilm, ook voor kopieën van onderhandse akten geldt. Een kopie is in die optiek de weergave van een originele tekst die bestaat of heeft bestaan: D. MOUGENOT, Droit des obligations. La preuve, Brussel, Larcier, 2002, 249, nr. 188. Zie ook: N. VERHEYDEN - JEANMART, Droit de la preuve, Brussel, Larcier, 1991, 202, nr. 418 en de verwijzingen in bovenstaand arrest. Omwille van het feit dat artikel 1334 BW steeds toelaat de voorlegging van het origineel te vragen, werd er op gewezen dat de uitbreiding van art. 1334 BW tot onderhandse akten weinig praktisch belang vertoont: D. MOUGENOT, Droit des obligations. La preuve, Brussel. Larcier, 2002, 249, nr. 188. Het bovenstaand arrest illustreert dit treffend.
Indien het origineel door toeval of overmacht verloren ging, zou men slechts op grond van art. 1348, tweede alinea, 4° BW met getuigen en vermoedens de inhoud van de originele akte kunnen aantonen. De voorgelegde kopie zou dan als een vermoeden kunnen gelden." (G. BALLON, De bewijswaarde van een fotokopie TGR-TWVR 2011, afl. 2, 86-87.)
"6.2.1. In principe hebben afschriften van onderhandse akten of titels geen bewijskracht. De bewijskracht van een onderhandse akte berust immers op een (erkende) handtekening (artikel 1322 BW). Overeenkomstig artikel 1334 BW leveren afschriften van titels alleen bewijs op van wat voorkomt in de titel wanneer de oorspronkelijke titel, waarvan de vertoning altijd kan gevorderd worden, nog bestaat. In tegenstelling tot wat F. voorhoudt, betreft deze bepaling niet enkel authentieke, maar ook onderhandse akten (vgl. DEKKERS, R. en VERBEKE, A., Handboek Burgerlijk Recht, Deel III, Intersentia, 2007, nr. 735, p. 419; STIJNS, S., Verbintenissenrecht, deel 2, Die Keure, 2009, nr. 233, p. 171-172).
Een afschrift van een onderhandse akte of titel zal bijgevolg als bewijs kunnen aangewend worden en zal dezelfde bewijswaarde hebben als het origineel, op voorwaarde dat de conformiteit met het origineel niet betwist wordt en het origineel niet wordt opgevraagd door de tegenpartij. In het voorliggend geval is dit evenwel anders, zodat het afschrift alleen bewijs oplevert van wat in die titel voorkomt indien die titel oorspronkelijk bestaat en kan worden getoond. (…)" (Gent (12e k.) 10 november 2010 TGR-TWVR 2011, afl. 2, 86.)
Een kopie is dus geen enkel probleem.