Het Art. 577-4 §1 - 4de lid - bevat de volgende tekst:
Het reglement van medeëigendom moet bevatten :
(...)
4° de wijze van benoeming van een syndicus, de omvang van zijn bevoegdheden, de duur van zijn mandaat en de nadere regels voor de hernieuwing ervan, de nadere regels voor de eventuele opzegging van zijn contract, alsook de uit het einde van zijn opdracht voortvloeiende verplichtingen;
(...)
De enige bepaling van het BW die voorziet in de aanstelling van een
toegevoegde syndicus is:
Art. 577-8 § 5.
De syndicus is als enige aansprakelijk voor zijn beheer; hij kan zijn bevoegdheid niet overdragen dan met de toestemming van de algemene vergadering en slechts voor een beperkte duur of voor welomschreven doeleinden.
De opdracht van deze toegevoegde syndicus dient dus
welomschreven te zijn en expliciet het voorwerp uitgemaakt hebben van een beslissing van de AV (= vermeld op de dagorde).
De beide syndici (de conventionele en de toegevoegde) dienen zich daaraan te houden (= niet tussen komen op elkaars terrein) en beide dienen een schriftelijk contract met de VME te hebben, waarvan de regels (inclusief deze nopens hun onderlinge contacten) niet buiten het kader gaan getrokken door de statuten. Deze procedure dient strikt gevolgd op straffe van verval, omdat het hier gaat over een uitzondering van de bepalingen van Art. 577-4.
Deze toestand komt ook soms voor als de Vrederechter een syndicus "ad hoc" benoemd voor bepaalde taken (meestal de dringende samenroeping van een AV voor de aanstelling van een nieuwe syndicus)