JuridischForum.be

De wet van 4 februari 2020 houdende boek 3 “Goederen” van het Burgerlijk Wetboek die, per 1/9/21 van kracht wordt, geeft de bestaande appartementswetgeving een nieuw kleedje ,in titel 4, ondertitel 2 gedwongen mede-eigendom, nu genummerd art 3.1 à 3.100 , zij het quasi in dezelfde bewoording maar soms iets beknopter.

Zijn de bestaande art 577-3 e.v. van het BW dan nog van kracht ? of waartoe dient het dubbel gebruik ?

http://www.ejustice.just.fgov.be/mopdf/ ... .pdf#Page7
HOOFDSTUK 4. — Opheffingsbepalingen
Art. 29. In het oude Burgerlijk Wetboek worden opgeheven:
1° boek II, dat de artikelen 516 tot 710bis bevat, laatstelijk gewijzigd
bij de wet van 8 mei 2019;

Wat ik met mijn topic bedoelde : wat verandert aan de appartementswet in voege sedert 1.1.2019 ?

Toen de wet " goederenrecht " die nu per 1/9/2021 van kracht wordt, werd goedgekeurd, was er in de pers zelfs sprake van een nieuwe appartementswet.
In de vakliteratuur werd o.a. gesuggereerd dat die " nieuwe wet " nodig was om discussie te vermijden over de het contract met de syndicus, ook discussie over over contracten over aankopen ,bestellingen e.a. Zelfs de vorm van de jaarijkse afrekening van de kosten moet beantwoorden aan de vereisten voor een normale factuur.

Over art 3.100 van die nieuwe wet werd zelfs gezegd dat de huidige art 577-14 BW nu zou betekenen dat alles wat niet strookt met de vigerend wetgeving onbestaande is, zodat je over iets dat niet bestaande is nog naar de vrederechter zou moeten stappen, want die kan zeggen " zonder voorwerp "

Het is gewoon (de) oude wijn in nieuwe zakken.

Het is gewoon (de) oude wijn in nieuwe zakken.

Opgemaakt door oude zakken die zich alsnog willen profileren