Er is rechtspraak in beide richtingen. De balans helt evenwel over naar deze waar door de rechtbank wordt gesteld dat een clausule waarin de promotor zich het recht toeeigent om de gelden bij overname te ontvangen, als nietig dient te worden beschouwd.art.577-2 & 9 van het Burgerlijk Wetboek (wet van 30 juni 1994) zou ondubbelzinnig verbieden dat de promotor het recht op de muurgemeenmaking voor zich houdt. Iemand ervaring hiermee?