#6 , 14 sep 2018 10:12
Woninghuurwet
Art. 9. Overdracht van het gehuurde goed.
Indien de huurovereenkomst een vaste dagtekening voor de vervreemding van het gehuurde goed heeft, treedt de verkrijger om niet of onder bezwarende titel in de rechten en verplichtingen van de verhuurder (op de datum van het verlijden van de authentieke akte), zelfs indien de huurovereenkomst het recht van uitzetting in geval van vervreemding bedingt. <W 1997-04-13/43, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 31-05-1997; zie evenwel W 1997-04-13/43, art. 15>
Hetzelfde geldt wanneer de huurovereenkomst geen vaste dagtekening voor de vervreemding heeft, indien de huurder het verhuurde goed sinds ten minste zes maanden betrekt. In dat geval kan de verkrijger evenwel de huurovereenkomst te allen tijde beëindigen, om de redenen en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3, §§ 2, 3 en 4, mits aan de huurder, op straffe van verval, een opzegging van drie maanden wordt betekend binnen drie maanden te rekenen (van de datum van het verlijden van de authentieke akte) tot vaststelling van de overgang van eigendom.
Geen registratie. Huurcontract is volgens het gemeen recht niet tegenstelbaar aan de koper. Woninghuurwet voorziet een uitzondering, en bepaalt dat de koper onder bepaalde voorwaarden mag opzeggen. Dit betekent dat de koper, ook bij een overeenkomst van korte duur, dan mag opzeggen. Art. 9 bepaalt niet dat deze bepaling niet van toepassing zou zijn bij een huur van korte duur.
De verkoper is vrijwaring verschuldigd aan de huurder. De huurder kan schadevergoeding vorderen van de verkoper als hij zou worden opgezegd. De verkoper doet er dus best aan de huurovereenkomst te laten registreren zodat ook de koper door de huurovereenkomst, en dus de duur van 3 jaar, gebonden is.
Niet iedereen is het met dit standpunt eens. Volgens sommige rechtsleer zou de koper toch gebonden zijn door de korte termijn en niet kunnen opzeggen.
Ik vond maar één rechterlijke uitspraak:
Rb. Kortrijk (1e k.) 21 maart 2008, TGR-TWVR 2008, afl. 3, 171, noot X.
De opzegmogelijkheid voor de nieuwe eigenaar van een verhuurd onroerend goed, voorzien in art. 9, tweede lid woninghuurwet, geldt ook wanneer de lopende huurovereenkomst werd aangegaan voor een vaste duur van drie jaar of korter.