Pagina 1 van 1

huurrechten

Geplaatst: 09 feb 2016 18:48
door Ashot
Geachte,

Met deze had ik graag advies ingewonnen omtrent een huurgeschil.
Van 2010 tot 2014 heb ik een handelspand gehuurd in Menen. De huur werd
stopgezet, en het pand werd door de eigenaar verkocht.
Toen ik enkele keren mijn huurwaarborg terugvroeg, kwamen ze plots met
de eis om eerst een bedrag van 3096.18 euro te betalen. Dit zou volgens
de verhuurder het te betalen bedrag zijn voor 'onroerende voorheffing'.
Nu is mijn vraag of dit wel wettelijk is, er werd me gedurende de ganse
huurperiode nooit gewag gemaakt dat ik dit dien te betalen.
Zeker het feit dat er nu plots aan mij de eis gesteld werd om dit bedrag
te betalen voor vijf jaar vind ik bizar. In het huurcontract staat
inderdaad dat het bedrag van onroerende voorheffing ten laste valt van
de huurder.
Dat merkte ik pas nu op, want ik dacht dat dit steeds ten laste is van
de verhuurder. Op het contract werd na mijn ondertekening nog in
handschrift enkele zaken toegevoegd.
Kan men dit bedrag van onroerende voorheffing nog na al die tijd terug
eisen? Is het wettelijk in orde dat ik als huurder dit KI moet
betalen? Zelf ben ik absoluut geen expert in de huurrechten, en weet dan
ook niet hoe ik dit moet regelen.

Met vriendelijke groeten,

Re: huurrechten

Geplaatst: 09 feb 2016 18:57
door roharro
In het huurcontract staat
inderdaad dat het bedrag van onroerende voorheffing ten laste valt van
de huurder.


Hiermee hebt u zelf de vraag beantwoord. Voor handelshuur is deze clausule toegestaan.
En er is eerst bevrijdende verjaring na vijf jaar.
Dus vijf jaar vragen kan nog.

Re: huurrechten

Geplaatst: 11 feb 2016 11:58
door j.demoor
“Art.5bis De onroerende voorheffing betreffende het gehuurde onroerende goed kan niet ten laste van de huurder worden gelegd.”(20 februari 1991 Woninghuurwet).

“Dit zou volgens de verhuurder het te betalen bedrag zijn voor 'onroerende voorheffing'. Nu is mijn vraag of dit wel wettelijk is”

Voornoemd art.5bis uit de woninghuurwet geldt niet voor een handelspand.

“Art.2277.Termijnen van altijddurende renten en van lijfrenten;Die van uitkeringen tot levensonderhoud; Huren van huizen en pachten van landeigendommen; Interesten van geleende sommen, en, in het algemeen, al hetgeen betaalbaar is bij het jaar of bij kortere termijnen,Verjaren door verloop van vijf jaren.”(Burgerlijk Wetboek).