Pagina 1 van 1

Handelshuur vennootschap: persoonlijke borgstelling

Geplaatst: 08 feb 2012 22:01
door LogoLord
Ik heb een tijdje geleden een vennootschap overgenomen die een handelspand huurt. Ik ben nu de enige aandeelhouder en zaakvoerder en heb de verhuurder op de hoogte gebracht. De vennootschap veranderde tevens van naam (omdat de vorige naam verwees naar de naam van de vorige aandeelhouder/zaakvoerder), maar het blijft dezelfde onderneming (het ondernemingsnummer blijft behouden, enkel de statuten zijn bij notariële akte aangepast voor wat betreft de vermelde veranderingen). De eigenaar wil nu een persoonlijke borgstelling aan de bestaande handelshuur toevoegen (huur loopt al 2,5 jaar) met als argument dat hij de cijfers van de laatst gepubliceerde jaarrekening onvoldoende vindt en hij mogelijk verlies van huurinkomsten vreest. Bij het niet ondertekenen van de persoonlijke borgstelling wil hij zelf een commerciële activiteit in het pand gaan ontwikkelen en hij suggereert dat hij dat zelfs zal kunnen doen zonder het betalen van een verbrekingsvergoeding. Ook belangrijk: de vennootschap is in het verleden en ook nu steeds alle verplichtingen ten opzichte van de verhuurder nagekomen.

Uiteraard heb ik al bij de eerste vraag om een persoonlijke borgstelling een advocaat geraadpleegd en juridisch gezien (ik weiger het ondertekenen van zo'n borgstelling) zou ik vrij sterk staan. Ik ben dus niet alleen op zoek naar de wetgeving met betrekking tot het voortijdig verbreken van de handelshuur door de verhuurder, maar ook naar precedenten.

Re: Handelshuur vennootschap: persoonlijke borgstelling

Geplaatst: 10 feb 2012 12:37
door j.demoor
“Art.3...Buitendien kan het huurcontract aan de verhuurder het recht toekennen om, bij het verstrijken van elke driejarige periode, de huur te beëindigen, mits hij één jaar tevoren opzegt bij gerechtsdeurwaardersexploot of bij ter post aangetekende brief, ten einde in het onroerend goed werkelijk zelf een handel uit te oefenen of die werkelijk te laten uitoefenen door zijn afstammelingen, zijn aangenomen kinderen of zijn bloedverwanten in de opgaande lijn, door zijn echtgenoot, door diens afstammelingen, bloedverwanten in de opgaande lijn of aangenomen kinderen of door een personenvennootschap waarvan de werkende vennoten of de vennoten die ten minste drie vierden van het kapitaal bezitten, in dezelfde betrekking van bloedverwantschap, aanverwantschap of aanneming staan tot de verhuurder of tot zijn echtgenoot.”(30 april 1951 Handelshuurwet).

‘Wil de verhuurder aanspraak kunnen maken op het in art.3,al.5 bepaalde voordeel,moet het huurcontract de in die wetsbepaling bedoelde vereisten vermelden‘(Cass. 11 december 1992,T.Vred. 1993,121,noot DAMBRE,M.).