#3 , 02 mar 2010 12:20
“Art.3...De huurder kan evenwel de lopende huur beëindigen bij het verstrijken van elke driejarige periode, mits hij zes maanden tevoren opzegt bij gerechtsdeurwaardersexploot of bij ter post aangetekende brief...”(Handelshuurwet 30 april 1951).
‘al.3 is imperatief en de huurder kan er niet van afzien in de huurovereenkomst‘(Cass. 14 januari 1965,R.W. 1965-66,344,J.T. 1965,151)
‘de clausule in een handelshuurovereenkomst betreffende een herberg waarin is bepaald dat de brouwerij-huurder de overeenkomst kan beëindigen,mits inachtname van een opzeggingstermijn van één maand en op voorwaarde dat de herberg,bij gebrek aan onderhuurder,gedurende één maand niet uitgebaat gebleven is,bevat geen zuiver potestatieve voorwaarde‘(Cass. 25 november 1988,Bull.Cass. 1989,339,noot).
Cass. 25 november 1988 verwekt de indruk dat de verhuurder WEL kan afzien van art.3,al.3 zodat ‘In het contract staat dat de huurder ten alle tijde kan opzeggen‘ geldig zou zijn.
“Art.3...§ 9. In alle gevallen waarin een opzegging te allen tijde kan worden gedaan, neemt de opzeggingstermijn een aanvang de eerste dag van de maand die volgt op de maand tijdens welke de opzegging wordt gedaan.”(Woninghuurwet 20 februari 1991).
Of deze bepaling uit de Woninghuurwet analogisch kan toegepast worden in de Handelshuurwet is niet zeker. Kan zij niet toegepast worden dan geldt de dag van de opzegging als aanvang van de opzeggingstermijn.
Ga naar Belgische wetgeving in JUSTEL-databanken van Belgisch Staatsblad. Klik voor WetBOEKEN achter ’Juridische aard’. Op afkondigingsdatum vindt u de overige akten. Inzake FEDERALE fiscale wetgeving zie http://www.fisconetplus.be/