#3 , 14 jul 2012 09:17
“Art.1325. Onderhandse akten die wederkerige overeenkomsten bevatten,zijn slechts geldig voor zover zij opgemaakt zijn in zoveel originelen als er partijen zijn...”(Burgerlijk Wetboek=B.W.).
‘Omdat het voorlopig akkoord niet op zoveel exemplaren is opgemaakt als er partijen zijn,kan het bewijs van de huurovereenkomst daardoor niet worden geleverd‘(Cass. 15 februari 1988,Arr.Cass. 1987-88,765,Pas. 1988,I,704).
Impliciet gaat u in de 'de staat van bevinding bij uittrede' de verbintenis aan de meer-schade te vergoeden,terwijl de verhuurder zich ertoe verbindt die vergoeding daartoe te beperken. Aldus zou art.1325 B.W. van toepassing zijn op 'de staat van bevinding bij uittrede' .
‘Immers is er ter plaatse wel gehandtekend, maar kregen we geen exemplaar mee (ook niet na aandringen)’.
Deel het immokantoor aangetekend mee dat u 'de staat van bevinding bij uittrede' ongeldig acht op grond van art.1325 B.W.,omdat u,spijts aandringen,geen exemplaar ervan ontving.
Ga naar Belgische wetgeving in JUSTEL-databanken van Belgisch Staatsblad. Klik voor WetBOEKEN achter ’Juridische aard’. Op afkondigingsdatum vindt u de overige akten. Inzake FEDERALE fiscale wetgeving zie http://www.fisconetplus.be/