Beste leden,
Volgende situatie doet zich voor.
Bestuurder A wacht aan een bord B19 tot een gelegenheid om een versmalde doorgang door te rijden.
Het tegenliggende verkeer is constant. Van een moment waarop geen tegenligger in zicht is, is dus geen sprake.
Bestuurder A rijdt door de versmalde doorgang op een moment dat er een paar tiental meter plaats is tussen de tegenliggers.
De eerstvolgende tegenligger B rijdt voldoende traag en stopt.
Bestuurder A is op dat moment reeds ter hoogte van de versmalde doorgang.
Bestuurder B was nog niet aan de versmalde doorgang, toen dat bestuurder A wel al reeds ter hoogte van de doorgang was.
Een achterligger C van bestuurder B kan niet intijds stoppen voor bestuurder B.
Het wegdek is besneeuwd en glad, mogelijks de oorzaak dat bestuurder C niet intijds kon stoppen.
Bestuurder C rijd dus achteraan in op bestuurder B, omdat die gestopt is voor bestuurder A.
De vraag is, wie is in fout bij dit ongeval?
Bestuurder A, omdat deze geen voorrang verleende (B19 bord)? De tegenligger B heeft gestopt, er was geen gevaarlijke situatie tussen A en B.
Bestuurder C omdat deze niet intijds kon stoppen voor zijn voorligger B?
Nog een detail:
Politie was vrijwel onmiddellijk aanwezig na het ongeval (toevallig in de buurt). Bestuurder A mocht, na korte beschrijving van bovenstaande situatie, van een agent zonder gevolg doorrijden.