#4 , 05 nov 2012 18:53
Stuiting van de verjaring
Deze wordt geregeld door artikel 22 van de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering. Door de stuiting van de verjaring begint een nieuwe termijn te lopen gelijk aan de oorspronkelijke termijn, voorzover de stuitingsdaad gesteld worden binnen de oorspronkelijke termijn.
Art. 22. De verjaring van de strafvordering wordt slechts gestuit door daden van onderzoek of van vervolging, verricht binnen de in artikel 21 bepaalde termijn, dit is de oorspronkelijke termijn).
Met die daden begint een nieuwe termijn van gelijke duur te lopen, zelfs ten aanzien van personen die daarbij niet betrokken waren.
Art. 23. De dag waarop het misdrijf is gepleegd, alsook de dag waarop de daad van stuiting heeft plaatsgehad, zijn in de termijn begrepen.
daad van onderzoek:
Als een daad van onderzoek wordt aanzien elke handeling die door een bevoegde persoon wordt verricht en die ertoe strekt het strafdossier op een zo volledig mogelijke wijze samen te stellen (bewijzen te verzamelen over de zaak instaat van wijzen te stellen) teneinde de rechter toe te laten te oordelen. De daden van onderzoek zijn dus niet beperkt tot de loutere handelingen die de bedoeling hebben bewijsmateriaal voor het misdrijf te verzamelen. Deze laatste daden vormen slechts een aspect van de samenstelling van het strafdossier. Bovendien wordt er geen onderscheid gemaakt ter zake tussen het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek. Zo kan een daad van onderzoek stuitend werken alvorens er reeds een onderzoeksrechter werd gevorderd. Dit werd bevestigd en cassatiearrest van 23 december 1998, A.J.T. 1998 - 99,541).
Wel wordt vereist dat een daad van onderzoek wordt uitgevoerd door een bevoegde overheid (cassatie 17 december 1985 A.C. 1985-6 nummer 265. Dit kan vooral van belang zijn wanneer vastgesteld wordt dat bepaalde daden gesteld werden door agenten van politie die niet de bevoegdheid hebben om autonoom opsporingsdaden en vaststellingsdaden te stellen, bevoegdheid die wel toekomt aan officieren van gerechtelijke politie die autonoom kunnen optreden. Maar hierbij mag niet uit het oog worden verloren dat tal van wetgevingen aan tal van personen de bevoegdheid geeft van officier van gerechtelijke politie en er zelfs bijzondere wetgeving bestaat die voor bepaalde gevallen ook de gewone politie deze bevoegdheden van de gerechtelijke politie toekent.
Maar er bestaat geen discussie over de vereiste dat een geldige daad van onderzoek een handtekening dient te dragen van de bevoegde persoon (zie hof van beroep Antwerpen 21 maart 1977, R.W. 1977 - 78 en correctionele rechtbank Kortrijk, 8 november 1993, R.W. 1994-1995 1031 met noot.
Een onderzoeksdaad mag evenwel niet getroffen zijn door een nietigheid om de verjaring te stuiten (Brussel 27 april 1999, het tijdschrift voor strafrecht 2000, 36). Voor de lijsten werden diverse voorbeelden van stuitingsdaden van onderzoek en vervolging, zie handboek strafvordering Raf Verstraeten, pagina 140 en volgende .
Daad van vervolging:
Een datum van vervolging is volgens artikel 22 voorafgaande titel wetboek strafvordering een daad door een bevoegd persoon gesteld waardoor de strafvordering wordt ingesteld of verder uitgeoefend (definitie van het Hof van Cassatie 5 oktober 1999, R.W. 1999-2000, 1296. De bevoegde persoon in kwestie zal ofwel het parket zijn, ofwel de burgerlijke partij, ofwel een bepaald bestuur.
Nietige daden van vervolging stuitten de verjaring niet.
Een datum van de verdediging kan een nooit leiden tot stuiting omdat de verjaring in het voordeel loopt van de verdachte zodat de handelingen die door de verdachte gesteld worden of door zijn raadsman de verjaring niet kunnen stuiten. Het aantekenen van hoger beroep door de verdachte stuitte de verjaring niet.
Rechtspraak:
• Cassatie 19/01/2011 juridat
samenvatting: Het opvragen van een inlichtingenbulletin door het openbaar ministerie, om na te gaan of de eerder ingewonnen inlichtingen nog steeds actueel zijn, strekt ertoe de zaak in staat van wijzen te brengen en stuit dus de verjaring (zie ook Cass., 29 nov. 2006, AR P.06.0174.F, A.C., 2006, nr. 613).
en
[b]schorsing van verjaring[/b]
Uittreksel uit het wetboek van strafvordering (voorafgaande titel)
Art. 24. <W 2002-07-16/41, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2003> De verjaring van de strafvordering is geschorst wanneer de wet dit bepaalt of wanneer er een wettelijk beletsel bestaat dat de instelling of de uitoefening van de strafvordering verhindert.
Gedurende de behandeling van een door de verdachte, de burgerlijke partij of de burgerrechtelijk aansprakelijke partij voor het vonnisgerecht opgeworpen exceptie van onbevoegdheid, onontvankelijkheid of nietigheid is de strafvordering geschorst. Indien het vonnisgerecht de exceptie gegrond verklaart of indien de beslissing over de exceptie bij de zaak zelf wordt gevoegd, is de verjaring niet geschorst.