Mijn vader erfde roerende goederen in vruchtgebruik van mijn overleden moeder.
Zijn inkomstengarantie voor ouderen (IGO) werd opnieuw berekend. Hierbij nam de Federale Pensioendienst 40 % (!) van het in vruchtgebruik geërfde bedrag in aanmerking als bestaansmiddelen die voortkomen uit roerende goederen, terwijl mijn vader op die erfenis daadwerkelijk zo goed als geen inkomsten zal ontvangen.
Het resultaat van de herberekening is dat zijn maandelijkse IGO met meer dan 200 EUR is gedaald. Voorheen volstond zijn pensioenbedrag al nauwelijks voor de betaling van de maandelijkse factuur van het woon-zorgcentrum.
Er is mogelijkheid om tegen deze beslissing beroep aan te tekenen bij de arbeidsrechtbank. Heeft dit zin?