#13 , 02 jun 2018 05:59
Beste,
Zonder afbreuk te doen aan het antwoord van mijn collega Felix en zoverre als nodig, nog een ruimere uitleg.
2.5. Beroepsactiviteit die bestaat in het scheppen van wetenschappelijke werken of het tot stand brengen van een artistieke schepping.
Het is niet vereist dat het scheppen van wetenschappelijke werken of het tot stand brengen van een artistieke schepping de enige beroepsactiviteit is. Hieruit volgt dat de pensioengerechtigde een beroepsactiviteit als loontrekkende mag uitoefenen, gecombineerd met een beroepsactiviteit bv. als kunstschilder. Indien de activiteit als kunstschilder wordt aanvaard als artistieke activiteit, moet het inkomen uit zijn activiteit als kunstschilder buiten beschouwing gelaten worden en gelden enkel voor zijn beroepsactiviteit als loontrekkende de jaarbedragen.
2.5.1. Principe :
Artikel 64 §2, F van het KB van 21 december 1967 bepaalt : “ De pensioengerechtigde mag, mits loutere voorafgaande verklaring, een beroepsactiviteit uitoefenen die bestaat in het scheppen van wetenschappelijke werken of het tot stand brengen van een artistieke schepping en die geen weerslag heeft op de arbeidsmarkt, voor zover hij geen handelaar is in de zin van het Wetboek van koophandel.”
Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen, enerzijds de gepensioneerde die een activiteit uitoefent waarbij een creatieve inbreng is vereist, maar die eerder als hobby kan worden beschouwd, en anderzijds de gepensioneerde die als kunstenaar of als wetenschapper prestaties levert.
Bij de eerste categorie gaat het om mensen, eventueel in verenigingsverband, die op een creatieve manier actief blijven, zonder enige bedoeling om winst te maken. Soms genieten zij een onkostenvergoeding, waarvan het bedrag het grensbedrag niet overschrijdt. Zij hebben noch het statuut van werknemer, noch van zelfstandige en vallen niet onder de bepalingen van hoofdstuk 11 van titel II van de Programmawet van 24.12.2002 (BS 31.12.2002) betreffende het sociaal statuut van de kunstenaars.
Voorbeelden :
- de gepensioneerde die met vrienden een muziekorkestje vormt dat sporadisch optreedt, hetzij benefiet, hetzij tegen onkostenvergoeding, zonder enige commerciële bedoeling.
- de gepensioneerde die zijn hobby als schilder of beeldhouwer uitoefent en af en toe een werk verkoopt zonder enig commercieel oogpunt en zonder de toegelaten grensbedragen te overschrijden.
De meeste aangiftes artistieke activiteit betreffen deze categorie. Indien, na het eventueel inwinnen van inlichtingen, blijkt dat de activiteit onder deze categorie kan ondergebracht worden, volstaat een brief aan betrokkene waarin wordt meegedeeld dat deze activiteit cumuleerbaar is met het pensioen.
2.5.1.1. Het begrip «Het scheppen van wetenschappelijke werken of het tot stand brengen van een artistieke schepping »
Dit begrip is van toepassing vanaf 1 januari 1993 en werd ingevoerd om het statuut van artiest te verbeteren.
De wetgever heeft een einde willen stellen aan de beperkte interpretatie door de administratie dat enkel de schepper van een artistiek werk (zoals de kunstschilder, de componist, de schrijver,…) een pensioen kan genieten ongeacht de inkomsten die voortvloeien uit de artistieke activiteit.
Het gaat niet uitsluitend om de productie van originele werken die het resultaat zijn van de wetenschappelijke kennis, het talent en de verbeelding van de auteur, maar tevens om de artiest die een werk uitvoert of vertolkt ( de acteur, de musicus, de danser,…) indien hij een specifieke inbreng heeft aan de realisatie van een artistieke creatie.
Zie hoofdstuk 11 van titel II van de Programmawet van 24/12/2002 (BS 31/12/2002) betreffende het sociaal statuut van de kunstenaars, waarin de definitie wordt gegeven van « het leveren van artistieke prestaties en/of het produceren van artistieke werken » : « de creatie en/of uitvoering of interpretatie van artistieke oeuvres in het audiovisuele en de beeldende kunsten, in de muziek, de literatuur, het spektakel, het theater en de choreografie. »
Ter herinnering : vanaf 1 juli 2003 zal elke persoon die, in opdracht een artistieke prestatie levert, als werknemer worden beschouwd. Diegene die het wenst en die er reden toe heeft, kan zich als zelfstandige vestigen.
2.5.1.2. Geen handelaar in de zin van het Wetboek van koophandel.
Dit is een juridisch welomschreven begrip zonder interpretatieproblemen. De beoordeling ervan gebeurt door het RSVZ en uitsluitend wanneer de artiest opteert om zijn activiteit in de hoedanigheid van zelfstandige uit te oefenen.
2.5.1.3. Geen weerslag op de arbeidsmarkt.
Dit is een soms moeilijk te definiëren begrip, dat niet nader bepaald werd in de reglementering.
De vroeger aangehouden administratieve praktijk dat het begrip « geen weerslag op de arbeidsmarkt » onlosmakelijk verbonden is met het feit dat de beroepsactiviteit niet in uitvoering van een arbeidsovereenkomst mocht uitgevoerd worden, is onwettelijk en als motivering niet dienend om iemand uit het toepassingsgebied van artikel 64 § 2 F te sluiten (brief van de Minister van Pensioenen dd 14 juli 1995).
Zo kan men schouwspelartiesten onder artikel 64 § 2, F laten vallen op voorwaarde dat ze een specifieke inbreng hebben bij de totstandkoming van de artistieke schepping en/of op een artistieke manier gestalte geven aan het kunstwerk, zelfs als ze niet de auteur zijn, ondanks de vaste rechtsspraak van het Hof van Cassatie dat de schouwspelartiesten hun activiteit uitoefenen in het kader van een arbeidsovereenkomst.
Inderdaad, sinds 1 juli 2003 is het sociaal en fiscaal statuut van de Belgische kunstenaar gewijzigd. Het onderscheid tussen schepper en vertolker van artistieke creaties is verdwenen : ieder persoon die artistieke prestaties levert in opdracht wordt beschouwd als werknemer. De programmawet van 24/12/2002 maakt het algemeen regime van sociale zekerheid voor werknemers van toepassing op alle kunstenaars die artistieke prestaties leveren en/of artistieke werken produceren in opdracht van een natuurlijke of rechtspersoon en die niet verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst. Bovendien kan de kunstenaar, indien hij dit wenst, zich vestigen als zelfstandige : hij heeft de keuze tussen het statuut van werknemer of dat van zelfstandige.
2.5.2. De te volgen procedure bij een verklaring van artistieke of wetenschappelijke activiteit
Wanneer de gepensioneerde verklaart een artistieke of wetenschappelijke activiteit uit te oefenen, waarvan blijkt dat het niet louter om een hobby gaat en de inkomsten niet worden beperkt tot de wettelijke grenzen, moet het dossier worden verzonden naar de dienst controle om een eenvormige interpretatie te bekomen van het begrip “artistieke of wetenschappelijke activiteit”.
2.5.2.1. Verklaring
Voor een beroepsbezigheid die bestaat in het scheppen van wetenschappelijke werken of het tot stand brengen van een artistieke schepping, blijft de voorafgaande aangifteplicht bestaan, zowel bij personen jonger dan 65 jaar, als bij 65 plussers die uitsluitend overlevingspensioen ontvangen of voor echtgenoten van titularissen gerechtigd op gezinspensioen.
2.5.2.2. Onderzoek van de verklaring
De Rijksdienst voor Pensioenen baseert zich op de verklaringen van de gepensioneerde (model 74, briefwisseling, elk ander document verstrekt door de gepensioneerde,…).
Indien nodig wordt een brief waarin bijkomende informatie wordt gevraagd, verzonden aan de gepensioneerde.
De gepensioneerde moet er attent worden op gemaakt dat indien hij een pensioen van een andere instelling dan de RVP of het RSVZ geniet, met deze instelling moet contact opnemen voor de beoordeling van de aard van zijn activiteit.
2.5.2.3. De hoedanigheid van zelfstandige
De Rijksdienst bezorgt het dossier aan het RSVZ indien het om een activiteit als zelfstandige gaat. De bewijslast ligt in dit geval uitsluitend bij het RSVZ. De gewestelijke bureaus van het RSVZ zullen een onderzoek ter plaatse uitvoeren en alle noodzakelijke informatie verzamelen om een beslissing te treffen.
Zodra het RSVZ in het betrokken dossier een beslissing heeft genomen, zal het RSVZ haar beslissing meedelen aan de RVP (als betrokkene een pensioen als werknemer geniet).
Het is duidelijk dat, indien het een activiteit als werknemer betreft, het RSVZ niet moet ondervraagd worden. De Rijksdienst deelt eveneens haar beslissing mee aan het RSVZ indien betrokkene een pensioen als zelfstandige geniet.
2.5.2.4. Notificatie van de kennisgeving aan de gepensioneerde
Na onderzoek door de Rijksdienst (en na het eventuele advies van het RSVZ), wordt de gepensioneerde in kennis gesteld van de beslissing door de Rijksdienst.
De gemotiveerde beslissing moet worden ondertekend door een attaché. De gepensioneerde beschikt over de mogelijkheid om tegen deze beslissing beroep in te stellen bij de arbeidsrechtbank.
Groetjes,
Thieu Rutten
pensioendeskundige