#3 , 23 jan 2018 05:53
Beste,
De Inkomensgarantie voor Ouderen is een bijstandsuitkering en daarom dan ook bestaansmiddelenafhankelijk. Bepaalde bedragen zijn vrijgesteld. Er zal dan ook volgens ieders aandeel rekening gehouden worden.
Het geheel van de pensioenen en de bestaansmiddelen (na aftrek van bepaalde vrijstellingen) wordt gedeeld door het aantal inwonende personen, de aanvrager inbegrepen: enerzijds gaat het om personen van wie de bestaansmiddelen in aanmerking worden genomen.
anderzijds om de inwonende eigen minderjarige en/of meerderjarige kinderen voor wie kinderbijslag wordt ontvangen.
Dit gedeelde bedrag zal worden afgetrokken van het maximum IGO-bedrag dat de aanvrager kan bekomen.
De bestaansmiddelen waarmee rekening wordt gehouden bij de berekening van de IGO zijn de volgende:
Belgische en buitenlandse wettelijke pensioenen:
• 90 % van het bedrag telt mee, maar: het vakantiegeld, betaald in de pensioenregeling voor werknemers en de bijzondere bijslag, betaald in de pensioenregeling voor zelfstandigen worden niet in aanmerking genomen;
het is mogelijk het onderhoudsgeld af te trekken (dat bij een rechterlijke beslissing werd vastgesteld en door de aanvrager wordt betaald).
beroepsinkomen: • 75 % van het bruto jaarsalaris in het geval van een werknemer;
• 100 % netto beroepsinkomsten (= bruto verminderd met de eventuele lasten en verliezen) in het geval van een zelfstandige;
• 75 % van het werkelijke brutoloon of van het fictief loon dat aan de belastingen is doorgegeven in het geval van een zelfstandige helper;
• Van het resterende bedrag wordt daarna nog eens 5 000 EUR vrijgesteld.
de sociale uitkeringen (werkloosheid, ziekte of invaliditeit, arbeidsongeval of beroepsziekte): het bruto jaarbedrag;
het door de ex-partner betaalde onderhoudsgeld: het brutojaarbedrag onder pensioenen in rekening te brengen;
de pensioenbonus: 90 % van het bruto jaarbedrag;
de buitenwettelijke renten: het bruto jaarbedrag;
kapitalen (liggende of niet-liggende gelden, aandelen, obligaties, staatsleningen, enz.) • 1e schijf van 6 200 EUR: vrijgesteld ;
• 2e schijf gelegen tussen 6 200 EUR en 18.600 EUR: 4 %;
• boven 18 600 EUR: 10 %;
de (bebouwde of onbebouwde) onroerende goederen.
Er wordt rekening gehouden met het globale, niet-geïndexeerde kadastraal inkomen (K.I.) van de bebouwde of onbebouwde goederen toebehorend in volle eigendom of in vruchtgebruik. In geval van mede-eigendom, wordt rekening gehouden met het aandeel dat de zakelijke rechten vertegenwoordigt (1/2, 1/4, ...).
De gedeeltelijke vrijstellingen:
• op de bebouwde goederen: 743,68 EUR in mindering te brengen op het globaal K.I. en 123,95 EUR voor elk kind waarvoor kinderbijslag wordt betaald.
Het resultaat na aftrek wordt met 3 vermenigvuldigd;
• op de onbebouwde goederen: (op voorwaarde dat er geen bebouwd onroerend goed is):
29,75 EUR in mindering te brengen op het globaal K.I.
Het resultaat na aftrek wordt met 3 vermenigvuldigd;
de afstanden van onroerende goederen (verkoop, verkoop op lijfrente of schenking).
Er wordt rekening gehouden met de verkoopwaarde van de goederen op het ogenblik van de afstand. Die afstand werd minder dan 10 jaar vóór de ingangsdatum van de IGO verricht, ofwel ‘ten bezwarende titel’ (verkoop) of ‘afstand om niet’ (schenking). De verkoopwaarde wordt vermenigvuldigd met een breuk die de belangrijkheid van de zakelijke rechten uitdrukt: • de volle eigendom: 100 % van de verkoopwaarde;
• het vruchtgebruik: 40 %;
• de naakte eigendom: 60 %.
In geval van mede-eigendom, is dit ook te vermenigvuldigen met de breuk die de belangrijkheid van de rechten in deze goederen uitdrukt. (bv.: 1/4 ; 1/3).
Wat kan er van de opbrengst van de verkoop worden afgetrokken?
• Om de persoonlijke schulden af te kunnen trekken, moet er gelijktijdig aan volgende drie voorwaarden voldaan worden: het betreft persoonlijke schulden van de aanvrager en/of de huwelijkspartner of de wettelijk samenwonende die met hem dezelfde hoofdverblijfplaats delen, het volstaat dus niet dat iemand zich borg heeft gesteld voor de schuld van een derde;
en
de schulden zijn aangegaan vóór de afstand;
en
de schulden zijn geheel of gedeeltelijk terugbetaald met de opbrengst van de afstand.
Niet aftrekbaar zijn notariskosten, administratiekosten of andere kosten zoals deurwaarderskosten.
Het is aan de aanvrager en/of de personen met wie de aanvrager dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, het bewijs hiervan te leveren.
• De forfaitaire abattementen:
vrijstelling van 37 200 EUR op de verkoopprijs, op voorwaarde dat het de verkoop van het enige woonhuis betreft en de aanvrager of een andere inwoner geen ander bebouwd goed bezit of dat het de verkoop van het enige onbebouwd onroerend goed (bv.: terrein) betreft en de aanvrager of een andere inwoner geen ander (bebouwd of onbebouwd) onroerend goed bezit;
jaarlijks abattement van (indien het gaat om de verkoop van het enige woonhuis): 1 250 EUR voor het basisbedrag;
2 000 EUR voor het verhoogde tarief;
berekening van het abattement: dit bedrag wordt berekend in verhouding tot het aantal maanden begrepen tussen de maand die volgt op de verkoop en de ingangsdatum van de IGO.
Elk jaar, op de verjaardag van de verkoop, wordt het jaarbedrag van dit abattement van de verkoopwaarde van het verkochte goed afgetrokken.
• Bijzonder geval: wederbelegging.
De aanvrager (of een andere inwoner) verkoopt het woonhuis en bezit geen ander bebouwd onroerend goed. Hij gebruikt de opbrengst van de verkoop om een nieuw onroerend goed te kopen of om opnieuw te beleggen in een bestaand eigen onroerend goed zoals bvb verfraaiingwerken.
De aanvrager heeft de mogelijkheid om het bedrag dat hij voor deze nieuwe investering heeft gebruikt af te trekken (het bedrag moet zich dus daadwerkelijk terug in het vermogen bevinden).
Wanneer het om een nieuw aangeschaft onroerend goed gaat, zijn de aankoopprijs van de woning, de notariskosten, de administratiekosten, de registratiekosten en de BTW aftrekbaar maar zijn de kosten van het immobiliakantoor niet aftrekbaar.
Bij een wederbelegging in een bestaand eigen enig onroerend goed zijn de bedragen van de facturen met BTW aftrekbaar maar moet de meerwaarde die uit de werken voortvloeit zich ook weerspiegelen in een verhoogd kadastraal inkomen.
BELANGRIJK: zijn niet van toepassing in geval van schenking:
• aftrek van de persoonlijke schulden;
• forfaitaire abattementen;
aanrekenen van de opbrengst van de afstanden na wettelijke vrijstellingen: • 1e schijf van 6 200 EUR: vrijgesteld;
• 2e schijf gelegen tussen 6 200 EUR en 18 600 EUR: 4 %;
• boven 18 600 EUR: 10 %;
algemene vrijstelling op de aangerekende bestaansmiddelen: • 625 EUR voor het basisbedrag;
• 1 000 EUR voor het verhoogde tarief.
Er wordt geen rekening gehouden met de volgende uitkeringen:
de gezinsbijslag toegekend krachtens een Belgische regeling;
de uitkeringen die verband houden met openbare of private bijstand (bv.: OCMW's, liefdadigheidsinstellingen, de zorgverzekering in Vlaanderen), het persoonsgebonden budget (PGB) en het persoonlijk assistentiebudget (PAB) voor wie er recht op heeft;
de onderhoudsgelden tussen ascendenten en descendenten;
de tegemoetkomingen aan gehandicapten;
de frontstrepen- en gevangenschapsrenten, alsook de renten verbonden aan een nationale orde op grond van een oorlogsfeit;
de verwarmingstoelage in de werknemersregeling;
de schadeloosstelling voor gevangenschap in de Tweede Wereldoorlog door de Duitse overheid;
toelagen, uitkeringen of bijslagen voor het onderbrengen van jongeren in opvanggezinnen;
renten uit het vroegere verplichte kapitalisatiestelsel.
Thieu Rutten
pensioendeskundige.