#4 , 11 jul 2017 08:52
Beste,
Egbert Lachaert, Open Vld
Departement Minister van Middenstand, Zelfstandigen, KMO's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie
Sub-departement Middenstand, Zelfstandigen, KMO's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie
Titel De pensioenberekening van zelfstandigen (MV 7005).
Datum indiening 24/11/2015
Taal N
Status vraag Antwoorden ontvangen
Termijndatum 28/12/2015
Vraag Voor de berekening van het pensioen wordt er zowel in het werknemersstelsel als bij de zelfstandigen rekening gehouden met een geherwaardeerd loon. Voor elk jaar van de beroepsloopbaan wordt het loon dus vermenigvuldigd met een coëfficiënt waarna in beide stelsels een gelijkaardige formule wordt toegepast (rekening houdend met het aantal gewerkte jaren en de gezinstoestand). Alhoewel in beide stelsels een gelijke formule wordt toegepast en het loonplafond voor de zelfstandigen hoger ligt dan voor de werknemers, hebben de zelfstandigen toch een lager pensioen dan werknemers. Dit komt doordat de aanpassingscoëfficiënt beduidend lager ligt in het zelfstandigenstelsel ten opzichte van deze toegepast in het werknemersstelsel: daar waar voor de werknemers een coëfficiënt van 1 (of zelfs meer) wordt gehanteerd, wordt voor de zelfstandigen vanaf het loon voor 1984 een coëfficiënt van minder dan 1 toegepast. Voor de lonen van 2008 en later wordt zelfs een coëfficiënt van slechts om en bij de 0,6 toegepast. Voor die jaren komt het er dus concreet op neer dat het pensioen van een zelfstandige slechts op 60% van het loon wordt berekend. In het werknemersstelsel gaat het dus daadwerkelijk om een herwaarderingscoëfficiënt: door de coëfficiënt wordt het vroegere loon deels op het niveau van vandaag gebracht. Bij de pensioenberekening van zelfstandigen gaat het in feite om een verminderingscoëfficiënt: het loon dat voor de berekening in rekening wordt gebracht wordt door het toepassen van de coëfficiënt verminderd. 1. Kan u toelichten waarom er in het zelfstandigenstelsel een herwaarderingscoëfficiënt wordt toegepast die lager ligt dan 1? 2. Denkt u dat deze herwaarderingscoëfficiënt ertoe bijdraagt dat de zelfstandigenpensioenen een stuk lager liggen dan de werknemerspensioenen? 3. a) Denkt u dat dit een invloed heeft op het aantal gepensioneerde zelfstandigen die recht hebben op de Inkomensgarantie voor ouderen (IGO)? Indien ja, bent u van plan daar iets aan te doen? b) Kan u in die optiek cijfers geven over het aantal personen (percentage) met een zelfstandigenpensioen die gerechtigd zijn op de IGO en de verhouding tot andere gerechtigden op de IGO?
Status 1 réponse normale - normaal antwoord - Gepubliceerd antwoord
Publicatie antwoord B056
Publicatiedatum 28/12/2015, 20152016
Antwoord In de regeling voor zelfstandigen worden de pensioenen berekend aan de hand van de bewezen loopbaan en de beroepsinkomsten. Voor de loopbaanjaren die gelegen zijn vóór 1984 wordt een forfaitair beroepsinkomen in aanmerking genomen dat geherwaardeerd wordt door de vermenigvuldiging van de spilindex die van toepassing is op de datum waarop het pensioen ingaat te delen door de spilindex 103,14. De berekening van de pensioenen voor de loopbaanjaren die gelegen zijn vanaf 1984 gebeurt op basis van de geherwaardeerde beroepsinkomsten die ook in aanmerking genomen werden voor de vaststelling van de sociale bijdragen. In dat geval spreken we van een 'proportioneel pensioen'. Die inkomsten worden vermenigvuldigd met een herwaarderingscoëfficiënt die vastgesteld wordt door voor ieder jaar (van 1984 tot 1996) de spilindex die van toepassing is op de ingangsdatum van het pensioen, te delen door het gemiddelde van de maandelijkse indexcijfers van de consumptieprijzen voor het betrokken jaar. Vervolgens worden die beroepsinkomsten vermenigvuldigd met een harmonisatiecoëfficiënt bekomen door de breuk die door de Koning bepaald werd en die, per 1 januari van het betrokken jaar, de verhouding weergaf tussen het percentage van de bijdrage bestemd voor het pensioenstelsel der zelfstandigen en de som van de percentages van de persoonlijke bijdrage en van de patronale bijdrage verschuldigd op de bezoldiging van de werknemers en bestemd voor hun pensioenstelsel. Ter informatie deel ik u mee dat die verhouding in 1984 uitgedrukt werd door de breuk 8,2788/16,36 en in 1996 door de breuk 10,0089/16,36. De herwaarderingscoëfficiënt en de harmoniseringscoëfficiënt worden samen de aanpassingscoëfficiënt genoemd. Door de invoering van het globaal financieel beheer vanaf 1997 in het sociaal statuut van de zelfstandigen en het feit dat men de toekomstige uitgaven voor het proportioneel pensioen wilde milderen, werd een nieuwe berekeningswijze ontworpen. De beroepsinkomsten vanaf 1984 worden in schijven opgesplitst waarbij de eerste schijf gaat tot het berekeningsplafond in de pensioenregeling voor werknemers; de tweede schijf loopt van dit plafond tot het tussenplafond (of het intermediair plafond) voor de berekening van de bijdragen in het sociaal statuut van de zelfstandigen. De coëfficiënt 0,567851 wordt vastgesteld aan de hand van de verhouding tussen de uitgaven voor de pensioenen van zelfstandigen op de totaliteit van de uitgaven in het sociaal statuut, te weten 55,629 %. Toegepast op de totale bijdragevoet van 16,70 % betekent dit dat de bijdragevoet voor de pensioenen op 9,0290043 % kan vastgesteld worden [namelijk(55,629 X 16,7)/100]. De verhouding tussen deze bijdragevoet en de pensioenbijdragevoet die in de werknemersregeling van toepassing was vóór de invoering van het globaal beheer (16,36 %) levert de coëfficiënt 0,567851 op, hetzij 9,290043/16,36. Voor de vaststelling van de tweede coëfficiënt wordt de in 1996 bestaande coëfficiënt vermenigvuldigd met de verhouding tussen het eerste plafond op het intermediair plafond, uitgedrukt in Belgische franken, nl. (10,0089/16,36) X (1.346.210/1.776.509) = 0,463605 Vanaf 2003 wijzigen de beide harmonisatiecoëfficiënten ten gevolge van de afschaffing van de brutering. Er kan aldus geconcludeerd worden dat de wijze waarop de herwaardering gebeurt als dusdanig geen vermindering van het beroepsinkomen tot gevolg heeft. Daarentegen zorgt de harmonisatiecoëfficiënt ervoor dat het "aangepast" beroepsinkomen verminderd wordt. Als antwoord op uw tweede vraag moet opgemerkt worden dat de invloed van de aanpassingscoëfficiënten op de pensioenbedragen toch moet genuanceerd worden sedert de invoering van het minimumpensioen en de aanzienlijke verhoging ervan sinds 2003. Dat minimumpensioen werd ingevoerd in 1988 voor de zelfstandigen die een beroepsloopbaan als zelfstandige bewezen die ten minste gelijk was aan twee derde van een volledige loopbaan. Later, in 1990 en in 2015, werd de loopbaanvoorwaarde uitgebreid met respectievelijk de loopbaan als werknemers en de loopbaan die pensioenrechten opleverde in een lidstaat van de Europese Unie of in een land waarmee België een bilaterale overeenkomst inzake sociale zekerheid heeft afgesloten. Een groot aantal zelfstandigen, helpers en meewerkende echtgenoten genieten dat minimumpensioen. De aanpassingscoëfficiënten hebben geen invloed op het bedrag van het minimumpensioen. Uit de cijfers blijkt dat het pensioenbedrag op 1 januari 2015 voor een zelfstandige die gedurende zijn loopbaan steeds minimumbijdragen betaald heeft in hoofdberoep, op basis van zijn geherwaardeerde beroepsinkomsten, 6.207,21 euro per jaar (gezin) of 4.965,76 euro per jaar (alleenstaande) bedraagt terwijl in de realiteit het minimumpensioen zal toegekend worden van 16.844,72 euro per jaar (gezin) of 12.731,29 euro per jaar (alleenstaande). Als antwoord op uw derde vraag, kan ik u meedelen dat op 1 januari 2014 (bron: RVP) 47.080 zelfstandigen de inkomensgarantie voor ouderen (IGO) genieten op een totaal van 105.514 gerechtigden, hetzij 44,62 %. Dat vertegenwoordigt bovendien 9,06 % van de 519.648 gerechtigden op een pensioen als zelfstandige tegenover 4,30 % van de gerechtigden op een pensioen als werknemer. De sterke verhoging van het minimumpensioen in de regeling voor zelfstandigen tijdens de laatste jaren heeft een vermindering van het percentage van de zelfstandigen die gerechtigd zijn op de IGO tot gevolg gehad. In 2010 vertegenwoordigden de zelfstandigen nog 50,03 % van alle gerechtigden op de IGO.
Eurovoc-hoofddescriptor SOCIALE ZEKERHEID
Eurovoc-descriptoren ZELFSTANDIG BEROEP | OUDERDOMSVERZEKERING | SOCIALE ZEKERHEID | BEROEPSLOOPBAAN
Vrije trefwoorden PENSIOENEN
Voor je jaren werknemer krijg je een pensioen als werknemer en je jaren zelfstandige een pensioen als zelfstandige. Voor een actieve werknemer worden bijdragen betaald door de werkgever en de werknemer. Een zelfstandige betaalt enkel eigen bijdragen en kan dit aanvullen met een VAPZ.
Laat ons eerlijk toegeven dat er al heel wat gedaan is aan de pensioenen voor zelfstandigen. Uiteraard moet dit nog verder aangepast en verfijnd worden.
Persoonlijk denk ik dat heel wat problematieken zich niet situeren op het vlak van de pensioenen maar wel op het vlak van de gelijkstellingen.
Deze inlichtingen zijn louter informatief en onder alle voorbehoud. Er kunnen geen rechten aan verbonden worden.
Groetjes,
Thieu Rutten
pensioendeskundige.