#2 , 23 jun 2020 07:30
Beste
De berekingen van de bestaansmiddelen voor een IGO is een zeer ingewikkelde materie. Zeker bij afstand (verkoop) van onroerende goederen komen er verschillende zaken kijken, waarvan ik hieronder slechts de hoofdzaken weergeef.
De Inkomensgarantie voor Ouderen kan slechts worden toegekend na onderzoek van de bestaansmiddelen en van de pensioenen, waarbij alle bestaansmiddelen en pensioenen, van welke aard of oorsprong ook, in aanmerking genomen. Het gaat hierbij over de bestaansmiddelen van de gerechtigde en in veel gevallen ook over deze van de personen waarmee de gerechtigde dezelfde hoofdverblijfplaats deelt.
Het geheel van de pensioenen en bestaansmiddelen wordt, na aftrek van de voorziene vrijstellingen, gedeeld door het aantal personen dat dezelfde hoofdverblijfplaats deelt en wiens bestaansmiddelen en pensioenen in aanmerking worden genomen, de aanvrager inbegrepen. Naargelang het soort inkomen (pensioen, andere inkomsten, spaargelden, opbrengsten van verkopen, ...) gelden er andere vrijstellingen.
Het resultaat van de deling wordt in mindering gebracht op het bedrag van de IGO.
Er zijn ook een aantal bestaansmiddelen waarmee geen rekening wordt gehouden.
Bij de vaststelling van de bestaansmiddelen moet rekening worden gehouden met de afstanden die plaats grepen in de periode van 10 jaar die voorafgaat aan de ingangsdatum van de IGO.
Een forfaitair inkomen, overeenstemmend met de verkoopwaarde van de goederen op het ogenblik van de afstand, wordt in aanmerking genomen, wanneer die afstand gebeurd is door de aanvrager of door de huwelijkspartner of wettelijk samenwonende met wie hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, minder dan 10 jaar vóór de ingangsdatum van de IGO.
Het kan gaan over een afstand onder bezwarende titel (verkoop) of om een schenking.
Dit betekent dat rekening moet worden gehouden met alle afstanden die binnen deze periode gebeurden.
De verkoopwaarde van de afgestane roerende en onroerende goederen, waarvan de aanvrager of de huwelijkspartner of wettelijk samenwonende die met hem dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, eigenaar of vruchtgebruiker in onverdeeldheid is, wordt vermenigvuldigd met een breuk die de belangrijkheid van de zakelijke rechten uitdrukt.
Bij volle eigendom wordt in beginsel rekening gehouden met 100 % van de verkoopwaarde.
Betreft het een eigendom in onverdeeldheid (bvb 25 %) dan wordt slechts rekening gehouden met dit gedeelte van de verkoopwaarde.
Bij vruchtgebruik wordt altijd rekening gehouden met 40 % van de verkoopwaarde, ongeacht de leeftijd van de vruchtgebruiker op het ogenblik van de afstand.
De waarde van de naakte eigendom is altijd gelijk aan 60 % van de verkoopwaarde.
Op de al dan niet belegde roerende kapitalen wordt, na aftrek van de verschillende vrijstellingen, rekening gehouden met:
• 4 % van de schijf gelegen tussen € 6.200 en € 18.600 (dus op maximaal € 12.400)
• 10 % van de kapitalen boven € 18.600
Deze berekeningswijze geldt ook voor liggende gelden, aandelen, obligaties, beleggingsfondsen, aandelenportefeuilles, …
Van de verkoopwaarde wordt jaarlijks een klein bedrag afgetrokken, omdat verondersteld wordt dat een gedeelte van het geld wordt opgeleefd. Dit noemt met abattementen.
Dit bestaat enkel bij verkoop "onder bezwarende titel", en niet bij schenkingen. Daarnaast moet het gaan om het enige onroerend goed.
Het jaarlijks abattement bedraagt:
• 1.250 euro indien een IGO wordt toegekend gelijk aan het basisbedrag;
• 2.000 euro indien een IGO wordt toegekend gelijk aan het verhoogd basisbedrag.
Het aftrekbaar bedrag wordt berekend in verhouding tot het aantal maanden dat ligt tussen de eerste van de maand die volgt op de datum van de afstand en de ingangsdatum van de IGO.
Het bedrag is afhankelijk van de toestand op 1 januari van het beschouwde jaar.
Deze inlichtingen zijn louter informatie.
Met vriendelijke groeten
Felix Van Cakenberghe
Pensioendeskundige DVZ A'pen