@tiana: Eerst en vooral mijn deelneming bij het overlijden van uw moeder.
Eigenlijk geldt hier hetzelfde principe als het nog studerende maar behoeftige kind dat apart gaat wonen.
Als u nog geen 25 jaar bent, dan wordt de kinderbijslag verder uitgekeerd aan diegene die het kind daadwerkelijk opvoedt?
Dat kan in principe aan u als u elders bent gedomicilieerd dan bij de moeder. Door het overlijden van uw moeder kan u nu het recht openen op verhoogde kinderbijslag als weeskind (op voorwaarde dat uw vader geen nieuw gezin vormt or hertrouwd is).
Gezien de onderhoudsgerechtigde is overleden, hoeft natuurlijk niet langer op diens rekening te worden gestort, maar op dat van het kind voor wie de bijdrage bedoeld is, net als in het geval waar het kind apart is gaan wonen.
Het is misschien wel aangewezen om die aanpassing in een onderlinge overeenkomst vast te leggen tussen uw vader en u.
A. OVERLIJDEN VAN DE ONDERHOUDSSCHULDENAAR
Bij overlijden van de onderhoudsschuldenaar dooft de onderhoudsverplichting uit. Vanaf dan kan het kind enkel nog beroep doen op zijn andere (nog levende) ouder. De bijdrageplicht van de ouders ex artikel 203 BW betreft immers een wettelijke onderhoudsverplichting met een essentieel persoonlijk karakter. Het gaat om een ‘onoverdraagbare’ verbintenis.
De wet zelf voorziet dat de langstlevende echtgenoot gehouden is tot de verplichting tot onderhoud ten aanzien van kinderen van wie hij niet de vader of de moeder is, binnen de grenzen van hetgeen hij verkregen heeft uit de nalatenschap van de vooroverledene en van de voordelen die deze hem mocht hebben verleend bij huwelijkscontract, door schenking of testament.
Gezien de onderhoudsschuldenaar nog leeft, blijft de onderhoudsverplichting onverminderd van kracht.
B. VOLTOOIING VAN DE OPLEIDING
Ingevolge artikel 203, §1 BW dienen de ouders naar evenredigheid van hun middelen te zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, het toezicht, de opvoeding en de opleiding van hun kinderen. Indien de opleiding niet is voltooid, loopt die verplichting door na de meerderjarigheid van het kind. In principe eindigt de onderhoudsplicht dus wanneer het kind een einddiploma van het hoger onderwijs verwerft: op dat moment verkrijgt het kind toegang tot de arbeidsmarkt. Dit begrijpt men in de regel onder een ‘voltooide opleiding’.
Wel geldt, ook na het behalen van een einddiploma, de gemeenrechtelijke onderhoudsplicht ex artikel 205 en 207 van het Burgerlijk Wetboek. Voorwaarde voor de toepassing hiervan is wel dat de kinderen behoeftig zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval bij pas afgestudeerden die niet onmiddellijk werk vinden.