echtscheiding op eenzijdig verzoek, artikel 229, § 3

scheit
Topic Starter
Berichten: 8
Juridisch actief: Nee

echtscheiding op eenzijdig verzoek, artikel 229, § 3

#1 , 29 sep 2017 14:39

Interpretatie van artikel 229, § 3, b

Betekent de zin "Als de partijen niet langer dan een jaar feitelijk gescheiden zijn" dat er toch wel een feitelijke scheiding van minstens één dag moet zijn op het moment van de echtscheiding, of dat de rechter de echtscheiding kan of mag (?) uitspreken op het moment dat men nog samenleeft, één jaar na de inleiding van de zaak als één van de partijen erom verzoekt? Kent er iemand rechtspraak van echtscheiding zonder feitelijke scheiding?

Bedankt,


GERECHTELIJK WETBOEK - Deel IV : BURGERLIJKE RECHTSPLEGING. HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen Afdeling I. De echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting

§ 2. Indien de echtscheiding gevorderd wordt door één van de echtgenoten met toepassing van artikel 229, § 3, van het Burgerlijk Wetboek, spreekt de rechter de echtscheiding uit als hij vaststelt dat de partijen sinds meer dan één jaar feitelijk gescheiden zijn. Als de partijen niet langer dan een jaar feitelijk gescheiden zijn, stelt de rechter een nieuwe zitting vast. Deze heeft plaats op een datum die onmiddellijk volgt op het verstrijken van de termijn van een jaar, of een jaar na de eerste zitting. Tijdens deze zitting spreekt de rechter de echtscheiding uit indien een van de partijen erom verzoekt.

Jureca
Juridisch actief: Ja
Regio: België

Een juridische oplossing. Voor elk probleem, voor iedereen!

Benieuwd naar jouw juridische opties? Jureca begeleidt jou aan de geschikte oplossing. Klik hier om jouw situatie te beschrijven en we nemen binnen de 24 uur met jou contact op voor persoonlijke begeleiding
scorpioen
Berichten: 9383
Juridisch actief: Nee

#2 , 29 sep 2017 16:02

Rb. Nijvel (7e k.) 2 februari 2010, Rev.trim.dr.fam. 2011, afl. 1, 106
Wanneer de eiser zijn vordering tot echtscheiding één jaar na de inleiding van de echtscheidingsprocedure die hij heeft gegrond op artikel 229, paragraaf 3, BW herhaalt, is de onherstelbare ontwrichting van rechtswege bewezen, zonder dat de rechter over de minste beoordelingsbevoegdheid beschikt. De echtscheiding moet dus worden uitgesproken, zelfs als de partijen nog altijd samenwonen.

Hof van beroep Gent (familiekamer) (11e k.) 22 oktober 2015, T.Fam. 2017, afl. 4, 91, noot VANHAVERBEKE, E.
Indien sinds de inleiding van de echtscheidingsprocedure minstens één jaar is verstreken terwijl de eisende echtgenoot zijn herhaalde wil tot echtscheiding uit, is de tweede subgrond (tot echtscheiding) van de (na een reflectieperiode voor de rechter) herhaalde wil om uit de echt te scheiden voorhanden. Het verstrijken van de procedurele termijn van één jaar is een automatische subgrond tot echtscheiding, die elke verdere beoordeling ten gronde uitsluit. Aldus bestaat ook in de hypothese van een feitelijke scheiding die nooit door minstens een van beide echtgenoten is gewild, steeds een volwaardig recht op echtscheiding.

anders

Rb. Brussel (31e k.) 13 juni 2012, Rev.trim.dr.fam. 2013, afl. 4, 947, noot RENCHON, J.
Zelfs indien een jaar is verstreken sinds de eerste verschijning van de partijen in het kader van de procedure tot echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting die door een van de echtgenoten was ingeleid, stelt de rechtbank vast dat de partijen slechts sinds zes maanden gescheiden zijn, zodat de voorwaarden van artikel 229, § 3 BW thans niet zijn vervuld. De zaak moet worden uitgesteld tot de eerste nuttige zitting na het verstrijken van een jaar scheiding.

In de noot onder dit vonnis schrijft Renchon dat dit vonnis, vanuit juridisch oogpunt, verbazingwekkend is (étonnant) en dat er geen twijfel over kan bestaan dat, wanneer de vraag met een tussenperiode van één jaar gesteld wordt, de rechtbank de echtscheiding moet uitspreken, zelfs al wonen partijen nog steeds samen.

Reclame

Terug naar “Echtscheiding”