#6 , 03 mar 2017 20:00
Bij de berekening van de vergoeding op grond van de artikelen 1432 en 1435 van het Burgerlijk Wetboek wegens het bouwen tijdens het huwelijk, door de gemeenschap, van een huis op de grond die tot het eigen vermogen van een echtgenoot behoort, dient er geen rekening gehouden te worden met de eventuele minwaarde van de grond ingevolge de bebouwing ervan tijdens het huwelijk.
De grond en het huis daarop gebouwd tijdens het huwelijk behoren volledig in eigendom toe aan de man, die de grond betaald heeft met eigen gelden van vóór het huwelijk. Dit is immers een effect van de verticale natrekking m.b.t. het huis gebouwd tijdens het huwelijk op een eigen grond van de man.
Zo dit bouwwerk evenwel gefinancierd werd door het gemeenschappelijk vermogen, ligt ten belope van het bepaalde in artikel 1435 van het B.W. een verrijking zonder oorzaak voor en is het vermogen van de man een vergoeding verschuldigd aan het gemeenschappelijk vermogen.
Tijdens het huwelijk werd op het onroerend goed van de man, dat bestond uit een bouwgrond, en eigen was, een huis gebouwd. Het onroerend goed van de man is derhalve tijdens het huwelijk globaal in waarde gestegen door het feit dat een huis werd gebouwd op de grond. Vanuit de optiek van artikelen 1432 en 1435 B.W. kan derhalve geen waardevermindering van de grond tijdens het huwelijk in aanmerking worden genomen.