#2 , 05 apr 2013 00:55
Beste Lordje,
Wat op het document staat, zal voorlopig gelden (totdat er een andere overeenkomst wordt gesloten of de rechter een andere maatregel neemt).
Als u dus bij de tweede zitting niet akkoord bent met wat u hebt ondertekend, zal u eigenlijk afstand doen van de procedure en kan u erna opnieuw een EOT beginnen met afspraken waar u wel mee akkoord bent of overstappen naar een EOO. Maar in tussentijd zal die regeling (omtrent het kind) gelden. Om die regeling af te dwingen, moet men wel naar de rechter gaan (omdat het hier geen notariêle akte is).
Het zal hier jammergenoeg moeilijk zijn om te zeggen dat u "werd misleid" en zeker dat "u niet wist wat er in stond". (de rechter kan zich vragen stellen of u wel interesse heeft in uw kind, wanneer u zou zeggen dat u niet wist wat er in stond, het is maar een tip)
Met vriendelijke groeten
--
Merk op: dit is een theoretische uiteenzetting
Een wijziging van voorafgaande overeenkomsten is in principe niet mogelijk.
Als u weigert akkoord te gaan, beslist u hierdoor de procedure niet verder te zetten. (Volgens artikel 1294bis §2 Ger. W.) kan u dit op elk moment van de procedure doen; u doet dan eigenlijk "afstand van de procedure". Dit kan zelf door niet te verschijnen op de zitting. De voorafgaande familierechtelijke overeenkomsten,(dit zijn de regelingen omtrent verblijfplaats/kinderen/onderhoudsgeld zoals bedoeld in art. 1288 Ger. W.), blijven wel voorlopig gelden! (tot de rechter een andere maatregel treft).
Hierop zijn een aantal uitzonderingen.
1. U zou kunnen aantonen dat er "nieuwe en onvoorzienbare omstandigheden" zijn (zoals in art. 1293 Ger. W. bedoeld). Maar u heeft hiervoor de toestemming nodig van uw echtgenoot.
2. Aangezien het hier om een regeling omtrent een minderjarig kind gaat: dit kan worden gewijzigd, maar dit moet gebeuren op verzoek van de rechter (Art. 1290, 2e lid Ger. W). De rechter zal dit doen als hij van oordeel is dat dit in het belang van het kind is.
--
Art. 1290, 2e lid Ger. W: D rechter kan aan de partijen voorstellen de beschikkingen van de overeenkomsten met betrekking tot hun minderjarige kinderen te wijzigen wanneer die hem strijdig lijken met de belangen van deze laatsten.
Art. 1294bis. § 1. Indien een van de partijen niet verschijnt tijdens de zitting waarin artikel 1294 voorziet of in de loop van de procedure meedeelt dat ze die niet wenst voort te zetten, kan de meest gerede partij om de toepassing van artikel 1255 verzoeken. In dit geval neemt de termijn van een jaar voor het bepalen van de zitting waarin artikel 1255, § 2, tweede lid, voorziet een aanvang op de dag van de in artikel 1289 bedoelde verschijning.
§ 2. Indien afstand wordt gedaan van de procedure, verbinden de in (artikel 1288) bepaalde overeenkomsten de partijen voorlopig, tot wanneer de artikelen 1257 of 1280 worden toegepast. Indien de overeenkomsten niet de vorm van een uitvoerbare titel hebben, wordt, op verzoek van de meest gerede partij, de zaak bepaald op de rechtsdag van kort geding, in overeenstemming met artikel 1256. Indien een van de partijen daarom verzoekt, spreekt de voorzitter een voorlopige beschikking uit, in overeenstemming met de overeenkomsten.