Ik ben gescheiden op basis van feiten. Mijn ex werd toen in het ongelijk gesteld. Ik heb een week-week regeling verkregen. De wissel werd uiteindelijk vastgelegd in het vonnis van de Vrederechter en bekrachtigd in kortgeding waarbij op zaterdagochtend om 9u elke ouder alternerend het kind bij de andere ouder gaat ophalen.
Mijn ex heeft een half jaar geleden voorgesteld om de verblijfsregeling te veranderen: wissel op zaterdag wordt verplaatst naar vrijdag net na schooltijd of om 17u als het kind om vakantie-, ziekte- of andere redenen niet van school dient te worden afgehaald.
(Hetzelfde voorstel had ik het jaar daarvoor ook naar voor gebracht, maar zij wees het af.)
Ik was er dus heel blij mee.
Na herhaalde vragen van mijn raadsman aan haar raadsman om deze nieuwe regeling te homologeren blijft elke reactie uit. De reden daartoe blijft ons onduidelijk. Het oude vonnis blijft bestaan en we kunnen er elk moment op terugkeren, wat ik liever niet wil, en ik denk mijn ex ook niet (dus dat zou wel eens als drukmiddel gebruikt kunnen worden).
Ik betaal (geindexeerd) onderhoudsgeld voor mijn kind. In de afgelopen jaren is de financi?le situatie van zowel mijn ex als mijzelf veranderd.
De PCA methode (door rechtbank eerste aanleg in kortgeding te Brussel, gebruikmakend van belastinguittreksels, stortingen kindergeld en verblijfssituatie) die het bedrag vastlegde toen ons kind nog in de kleuterklas zat, komt bij berekening vandaag totaal niet meer overeen met de behoefte t.a.v. ons kind (nu in de lagere school). Binnen enkele jaren zit het in het middelbaar en doet het misschien nog hogere studies.
Er werd bij het vonnis geen rekening gehouden met de financi?le gevolgen van het opgroeiende kind en diens toekomst.
1. Is het nuttig om zelf naar de rechter te stappen om deze regeling aan te passen? En is dat Vredegerecht of Jeugdrechter?
2. Is het nuttig om aan de rechter om een herziening van de berekening van het onderhoudsgeld te vragen? En is dat Vredegerecht of Jeugdrechter?
3. Als eerder de PCA methode werd toegepast, kan dezelfde of een andere rechter dan een andere methode toepassen (bvb. de gevreesde 10% regel van het bruto-inkomen)? Of houdt de rechter zich doorgaans aan de door hem toen gebruikte methode om een herziening te berekenen?