- door de woning te verlaten verlies je geen rechten;
- over de mogelijkheid tot eenzijdige opzegging is al veel geschreven; ook over de geldigheid van clausules die een dergelijke eenzijdige opzegging mogelijk maken; vereenvoudigd: als er een clausule staat dat na een bepaalde tijd kan worden opgezegd met een opzegtermijn tegen het aflopen van die termijn, of dat anders de termijn opnieuw verlengd wordt, wordt dergelijke clausule doorgaans als geldig aanvaard. Ik wil hiermee niet zeggen dat andere clausules niet geldig zijn.
Hof van Beroep Antwerpen (3e k.) 19 maart 2008:
Een overeenkomst tot verkoop van een onroerend goed met een beding van aanwas is een rechtsgeldige overeenkomst waarbij een onverdeeldheid tussen partijen ontstaat, actuele rechten aan de wederpartij worden toegekend onder de opschortende voorwaarde van het vooroverlijden van de andere, en de verbintenissen definitief zijn aangegaan.
Het beding van aanwas brengt te dezen een doelvermogen tussen partijen tot stand betreffende een welbepaald goed in onverdeeldheid en niet betreffende de hele nalatenschap, zodat het ontsnapt aan het verbod van erfovereenkomsten.
Wanneer het beding van aanwas geen uitstapregeling bevat, niet beperkt is in de tijd en de uitwerking ervan niet afhankelijk werd gemaakt van het samenwonen van partijen, mag de ene partij, ondanks de relatiebreuk, de uitvoering van dat beding door de andere partij nastreven, en handelt hij daarbij niet in strijd met de goede trouw. De beëindiging van de relatie tussen partijen heeft niet het verval van de oorzaak tot gevolg. Het begrip oorzaak-beweegreden speelt niet bij rechtshandelingen om baat, zodat het verval van de oorzaak niet dienstig is.
Het beding van aanwas, waarbij de deelgenoten reeds over hun rechten hebben beschikt in elkaars voordeel, staat eraan in de weg dat een van hen met toepassing van art. 815 BW de verdeling of de veiling van het betrokken goed vordert. Art. 815 BW is immers niet van toepassing op een goed dat in vrijwillige mede- eigendom is.
De deelgenoot die alleen het onverdeelde goed gebruikt en het exclusief genot ervan heeft, is in principe een vergoeding verschuldigd die aan de deelgenoten toekomt en gelijk is aan de opbrengstwaarde van dit goed.