Situatie :
Man (M) en Vrouw (V) hebben 15 jaar ongehuwd samengewoond. Ze hebben samen 3 kinderen (9,5,4 jaar).
V werkt al 10 jaar niet meer, en heeft al die tijd al geen inkomen
V gaat op een dag 70 km verderop wonen, bij een vriend die ze leerde kennen via internet. Ondertussen zijn ze getrouwd. Die man gaat werken. V nog steeds niet.
Na veel getouwtrek worden de kinderen door een vonnis vh Hof v Beroep aan M toegewezen. In dat vonnis staat niets over secundair verblijf.
V start een nieuwe procedure om het secundair verblijf te regelen.
V ziet ondertussen haar fout in, en verhuist binnenkort terug naar de gemeente waar de kinderen school lopen.
M en V bemiddelen met een door de rechter aangestelde bemiddelaar, officieel over het secundair verblijf.
V profiteert van de bemiddeling om, op basis van de gewijzigde omstandigheden (nakende verhuis) een week-week-regeling te vragen. Bovendien wil ze van M een onderhoudsbijdrage voor de drie kinderen, en het volledige kindergeld.
In ruil daarvoor zouden de kinderen bij M mogen gedomicilieerd zijn, en zou M van het fiscaal voordeel mogen genieten.
M heeft ondertussen tijdskrediet gevraagd (4/5 werken gedurende 5 jaar). De gewijzigde omstandigheid was hem niet bekend op het ogenblik van de aanvraag en goedkeuring vh tijdskrediet.
Hij zou echter toch akkoord gaan met een week-week-regeling, maar om het loonverlies te compenseren (4/5 werken = 1/5 loonverlies, maar het tijdskrediet is maar voor de helft nuttig is, want om de andere week zou hij full-time kunnen werken), vraagt hij het fiscaal voordeel (V werkt immers niet).
Beide voorstellen liggen ver uit elkaar om tot een onderlinge overeenkomst te komen.
Hoe zou een rechter hierover beslissen?