#3 , 22 dec 2019 16:10
Bij gebreke aan een onderlinge regeling, kunnen de wettelijk samenwonende partners zelf bepalen welke maatregelen zij aan de familierechtbank voorleggen.
De familierechtbank zal vervolgens een voorlopige regeling opleggen omtrent de bestaande discussiepunten en desgevallend het akkoord over welbepaalde (andere) punten bekrachtigen.
De familierechtbank kan deze maatregelen slechts uitspreken voor een duurtijd van maximaal 1 jaar.
Een vordering tot het bekomen van deze maatregelen dient uiterlijk binnen de 3 maanden na de beëindiging van het samenwonen te worden ingesteld.
In een arrest van 6 december 2018 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat de beperking van de duurtijd een schending uitmaakt van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, zodat de familierechtbank ook in deze situatie maatregelen kan bevelen voor een langere periode dan één jaar (zoals bij gehuwden).
Het is nog even afwachten op de concrete gevolgen van dit arrest, maar er mag nu wel al gesteld worden dat men zich niet langer automatisch zal kunnen beroepen op de geldigheidsduur van maximaal één jaar.
Een goede motivering van de gevraagde vorderingen én de duurtijd bij het verzoek aan de familierechtbank, is dan ook zeer belangrijk.