#3 , 01 jul 2019 12:02
HOOFDSTUK 6. - VORDERING TOT UITKERING VOOR LEVENSONDERHOUD, OPVOEDING EN PASSENDE OPLEIDING.
Art. 336.[1 Het kind wiens afstamming van vaderszijde niet vaststaat, kan van degene die gedurende het wettelijke tijdvak van de verwekking met zijn moeder gemeenschap heeft gehad, een onderhoudsbijdrage vorderen op grond van artikel 203, § 1.]1
----------
(1)<W 2010-03-19/05, art. 7, 048; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
Art. 337. <W 31-03-1987, art. 38> § 1. De vordering komt aan het kind persoonlijk toe. (...). <W 2006-07-01/75, art. 22, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
§ 2. De vordering gaat niet over op de erfgenamen van het kind. Deze kunnen echter de begonnen rechtsvordering voortzetten.
§ 3. Na het overlijden van de persoon die gedurende het wettelijk tijdvak van de verwekking met de moeder gemeenschap heeft gehad, kan de vordering worden voortgezet maar niet meer ingesteld tegen zijn erfgenamen.
Art. 338.<W 31-03-1987, art. 38> § 1. De eiser biedt de [2 familierechtbank]2 een verzoekschrift aan, bevattende een beknopte opgave van de feiten en vergezeld van de bewijsstukken, zo die er zijn.
[2 In voorkomend geval verwijst de rechtbank de vordering naar de kamer voor minnelijke schikking, [3 overeenkomstig artikel 1253ter/1, § 3, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek]3.]2
§ 2. Indien de verweerder het bestaan heeft erkend van de gemeenschap die tot grondslag dient van de vordering en indien de partijen het eens zijn over het bedrag van de uitkering tot levensonderhoud, maakt de [2rechtbank]2 daarvan proces-verbaal op.
[2 ...]2.
§ 3. [1 ...]1
----------
(1)<W 2010-06-02/35, art. 13, 053; Inwerkingtreding : 10-07-2010>
(2)<W 2013-07-30/23, art. 39, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014, voir W 2014-05-08/02, art. 44, 066; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(3)<W 2018-06-15/03, art. 2, 081; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
Art. 338bis. <W 31-03-1987, art. 38> De vordering wordt afgewezen indien de verweerder door alle wettelijke middelen het bewijs levert dat hij de vader niet is.
Art. 339.[1 De artikelen 203, 203bis en 203quater zijn van overeenkomstige toepassing.]1
----------
(1)<W 2010-03-19/05, art. 8, 048; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
Art. 339bis.<W 31-03-1987, art. 38> De last van de uitkering gaat over op de nalatenschap van de uitkeringsplichtige overeenkomstig artikel [1 205bis, §§ 3, 4 en 6 ]1.
De uitkering kan worden gewijzigd overeenkomstig artikel 209.
----------
(1)<W 2012-12-10/14, art. 5, 057; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
Art. 340. <W 31-03-1987, art. 38> De uitkering is niet meer verschuldigd zodra de afstamming van vaderszijde vaststaat ten aanzien van een ander dan de uitkeringsplichtige of indien het kind geadopteerd wordt.
Art. 341. <W 31-03-1987, art. 38>. Een vonnis waarbij de verweerder krachtens artikel 336 wordt veroordeeld tot het betalen van een uitkering, heeft dezelfde gevolgen als de vaststelling van het vaderschap, wat de huwelijksbeletselen betreft.
Art. 342. (Opgeheven) <W 31-03-1987, art. 38>
HOOFDSTUK V. - VERPLICHTINGEN DIE UIT HET HUWELIJK (OF DE AFSTAMMING) ONTSTAAN. <W 31-03-1987, art. 31>
Art. 203.[1 § 1. De ouders dienen naar evenredigheid van hun middelen te zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, de gezondheid, het toezicht, de opvoeding, de opleiding en de ontplooiing van hun kinderen. Indien de opleiding niet voltooid is, loopt de verplichting door na de meerderjarigheid van het kind.
§ 2. Met middelen wordt onder andere bedoeld alle beroepsinkomsten, roerende en onroerende inkomsten van de ouders, alsook alle voordelen en andere middelen die hun levensstandaard en deze van de kinderen waarborgen.
§ 3. De langstlevende echtgenoot is gehouden tot de verplichting gesteld in paragraaf 1 ten aanzien van de kinderen van de vooroverleden echtgenoot van wie hij niet de vader of de moeder is, binnen de grenzen van hetgeen hij heeft verkregen uit de nalatenschap van de vooroverledene en van de voordelen die deze hem mocht hebben verleend bij huwelijkscontract, door schenking of bij testament.]1
[2 Deze verplichting vervalt ten aanzien van het kind dat onwaardig is om van de vooroverleden echtgenoot te erven. De rechter schort zijn uitspraak op tot de beslissing die tot onwaardigheid leidt in kracht van gewijsde is getreden. ]2
----------
(1)<W 2010-03-19/05, art. 2, 048; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
(2)<W 2012-12-10/14, art. 2, 057; Inwerkingtreding : 21-01-2013>