#5 , 11 mei 2019 10:00
Het gerechtelijk wetboek (art. 446 ter) bepaalt dat de advocaat het ereloon begroot met de bescheidenheid die van zijn functie moet worden verwacht. Dit ereloon moet met een billijke gematigdheid worden vastgesteld.
De wettelijke criteria die daarbij worden aangereikt zijn onder meer de belangrijkheid van de zaak en de aard van het werk.
Ondanks de noodzaak aan transparantie bij de cliënten om te weten op welke wijze het ereloon wordt begroot, kan de Orde van advocaten niet overgaan tot tarifering of tot het opleggen van vaste criteria. In het verleden werden daartoe initiatieven genomen door de onderscheiden balies en door de Nationale Orde van advocaten. Evenwel, gelet op het Europees mededingingsrecht worden deze tarieven of criteria geïnterpreteerd als prijsafspraken, wat verboden is en concurrentiebeperkend zou werken. Dit is vaste Europese rechtspraak.
Naast de wettelijke criteria van de belangrijkheid van de zaak en de aard van het werk, heeft de rechtspraak ook andere criteria toegevoegd, zoals het bereikte resultaat, de onderlegdheid van de advocaat, de urgentie of de vermogenstoestand van de cliënt. Ook andere criteria kunnen bepalend zijn.
De eenzijdige partijbeslissing moet door de advocaat wel met de vereiste discretie worden uitgeoefend, nadat hij vrij de methode of methoden heeft gekozen volgens welke hij zijn erelonen vaststelt. De rechtbank en de raad van de Orde behouden daarover een marginaal toetsingsrecht, met name om na te gaan of de methode die gekozen werd, niet strijdig is met de goede trouw. Dit betekent dat de rechtbank ook kan nagaan of de begroting van het ereloon door de advocaat niet kennelijk onredelijk is geweest.
Om betwistingen te voorkomen, is het meer dan aangewezen en in het geval van consumenten zelfs verplicht, om vooraf duidelijke afspraken te maken.
Artikel XIV.3 Wetboek Economisch Recht bepaalt dat de beoefenaar van een vrij beroep ten aanzien van een consument op een duidelijke en begrijpelijke wijze informatie moet verstrekken, indien die informatie al niet duidelijk is uit de context, zo onder meer (art. 14.3.3° W.E.R.) inzake de prijs van het product, de dienst of de manier waarop de prijs moet worden berekend. Concreet betekent dit dat de advocaat ten aanzien van de consument (dus niet ten aanzien van de onderneming of de handelaar) verplicht is om voorafgaand aan zijn optreden op een begrijpelijke wijze informatie te verstrekken over de begroting van zijn ereloon.
Ten aanzien van de onderneming of handelaar geldt dezelfde verplichting, doch enkel wanneer de cliënt hierom vraagt.
Om moeilijkheden van bewijs te voorkomen , is het aangewezen dat de advocaat deze afspraak steeds vooraf maakt en