Gedeeld ouderlijk gezag, zoals in de wet van 13 april 1995 geschreven, voorziet dat beide ouders, ook als ze niet meer samenwonen, instaan voor het ouderlijk gezag.
Art. 374 van het Burgerlijk Wetboek omschrijft heel duidelijk wat bedoeld wordt met "ouderlijk gezag" : …. de organisatie van huisvesting van het kind, de belangrijke beslissingen betreffende zijn gezondheid, zijn opvoeding, zijn opleiding en zijn ontspanning en over de godsdienstige en levensbeschouwelijke keuzes… art. 376 vervolgt : Wanneer de ouders het gezag over de persoon van het kind uitoefenen, beheren zij ook gezamenlijk zijn goederen en treden zij gezamenlijk als zijn vertegenwoordiger op.
Om volledig te zijn moeten we ook nog eens art. 373 2de lid lezen : Ten opzichte van derden die te goeder trouw zijn, wordt elke ouder geacht te handelen met instemming van de andere ouder wanneer hij, alleen, een handeling stelt die met dat gezag verband houdt… bij gebrek van instemming kan één van beide ouders deze zaak bij de jeugdrechtbank aanhangig maken.)
Als er dus co-ouderschap is, kan hij daar niks aan veranderen.