De vordering tot echtscheiding op grond van artikel 229, § 3(
i.e. EOO op verzoek van 1 echtgenoot), van het Burgerlijk Wetboek kan worden ingesteld bij verzoekschrift.
Het verzoekschrift vermeldt op straffe van nietigheid:
1°de dag, de maand en het jaar;
2°de naam, de voornaam, het beroep, de woonplaats van de verzoeker en, in voorkomend geval, zijn hoedanigheid en inschrijving in het handelsregister of ambachtsregister;
3°de naam, de voornaam, de woonplaats en, in voorkomend geval, de hoedanigheid van de persoon die moet worden opgeroepen;
4°het onderwerp en de korte samenvatting van de middelen van de vordering;
5°de rechter voor wie de vordering aanhangig wordt gemaakt;
6°de handtekening van de verzoeker of van zijn advocaat.
Op straffe van nietigheid wordt bij het verzoekschrift een getuigschrift van woonplaats [of een uittreksel uit het rijksregister van de in artikel 1034ter, 3°, vermelde natuurlijke personen] gevoegd, behalve wanneer het geding reeds eerder werd ingeleid bij dagvaarding en evenmin in geval van keuze van woonplaats.
Het getuigschrift [of het uittreksel van het rijksregister] mag niet vroeger gedagtekend zijn dan vijftien dagen voor het verzoekschrift. Het getuigschrift wordt door het gemeentebestuur afgegeven.]
Het verzoekschrift met zijn bijlage wordt, in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn, bij aangetekende brief gezonden aan de griffier van het gerecht of ter griffie neergelegd
Nadat, in voorkomend geval, de rolrechten zijn betaald, worden de partijen door de griffier bij gerechtsbrief opgeroepen om te verschijnen op de zitting die de rechter bepaalt. Bij de oproeping wordt een afschrift van het verzoekschrift gevoegd
Dus een verzoekschrift (brief) maken met alle inhoud zoals hierboven weergegeven, en dit op de griffie (secretariaat) van de Rechtbank van 1e aanleg 'afgeven'.