Intrekken erkenning vaderschap

JamesB
Topic Starter
Berichten: 17

Intrekken erkenning vaderschap

#1 , 04 jan 2014 08:48

Hallo allemaal,

ik wil een procedure intrekking vaderschap beginnen, maar zoek eerst wat advies (ook bij advocaat)
Eerst even de geschiedenis:

Halfweg 1999 leer ik een vrouw kennen, en beginnen wij een relatie. Geen van ons beiden was op dat moment (nog) gehuwd, en haar scheiding was al meer dan 300 dagen geleden definitief geworden.
Uit deze relatie word in juni 2000 een dochter geboren, die ik (uiteraard) als mijn kind erken.
In juli 2001 huwen wij, en er wordt een tweede dochter geboren in december 2001.

In augustus 2003 loopt het huwelijk spaak, en gaan wij scheiden met een EOT.
In het licht van haar voorgeschiedenis met haar andere kinderen uit andere relaties (geen van deze kinderen werd door haar opgevoed om allerlei redenen) besluit ik om het exclusieve hoederecht op te eisen.
Dit wordt mij per vonnis in 2004 toegestaan. Beide kinderen wonen uitsluitend bij mij, de moeder heeft geen bezoekrecht omdat zij het zelf nooit nodig had geacht om zulks te vragen, en zij betaald vanaf dan alimentatie voor de kinderen via allerlei invorderingsprocedures.
Beide kinderen hebben ruim 10 jaar geen contact met de moeder gehad, en er was vanwege haar ook geen vraag daartoe.

Met de oudste dochter (°2000) zijn er eigenlijk altijd problemen geweest, zij is eigenlijk altijd een beetje een buitenstaander in ons gezin geweest. Langzamerhand begon het vermoeden te groeien dat zij mogelijks niet mijn dochter zou kunnen zijn. Ook fysiek was er tussen ons geen enkele gelijkenis. Via sociale media kreeg ik een foto te zien waarop de moeder met haar jongste kind, uit een andere relatie, geboren +/- 2005 stond afgebeeld. De gelijkenis tussen dit kind en mijn oudste dochter is frappant.Even later verneem ik dat de vader van dit kind ook de vader van mijn dochter zou zijn.

Een paar weken geleden lopen de spanningen in huis en op school zo hoog op, dat ik besluit om een van mijn dochters vele halfzussen te contacteren. Na een gesprek komen we overeen dat het misschien eens goed zou zijn om mijn dochter met haar moeder te laten kennismaken. De halfzus regelt dit met moeder, en mijn dochter mag tijdens de kerst bij haar logeren. Een paar dagen later heb ik opnieuw een gesprek met de halfzus, om even te horen hoe mijn dochter het maakt bij haar moeder, en dan verteld de halfzus mij dat mijn dochter helemaal mijn dochter niet is.
Wat ik dus al al die jaren licht vermoedde.
Ik heb nu reeds een afspraak gemaakt om een rechtsgeldige DNA test te laten uitvoeren na de kerstvakantie, en heb mijn advocaat al opgezocht.

Mijn vraag concreet:
Welk artikel is nu op mijn geval van toepassing: art 318 of art 330 Bw ?
Ik had intussen ook al een uitspraak van het Grondwettelijk Hof gevonden die het bezit van staat ongrondwettelijk verklaart.
Volgens mijn advocaat zou dit echter alleen op art 318 toepasbaar zijn, en niet op art 330.

Ik heb vertrouwen in mijn advocaat, maar dit is zo belangrijk, dat ik ook graag de mening van anderen hoor.

Het kan toch niet zijn dat ik jaren word voorgelogen, en dat ik wanneer ik dit ontdek, er niks meer kan tegen doen?
Als blijkt dat mijn dochter inderdaad niet van mij is, en zij bij haar moeder gaat inwonen, waar zij nu zelf blijkbaar de voorkeur zou aan geven, wat kan ik dan nog met haar te maken hebben?
In extremis zou de moeder waarschijnlijk zelfs alimentatie kunnen gaan vragen voor haar aan mij? Voor een kind dat niet eens van mij zou zijn?

graag jullie juridische meningen en adviezen.

Jureca
Juridisch actief: Ja
Regio: België

Een juridische oplossing. Voor elk probleem, voor iedereen!

Benieuwd naar jouw juridische opties? Jureca begeleidt jou aan de geschikte oplossing. Klik hier om jouw situatie te beschrijven en we nemen binnen de 24 uur met jou contact op voor persoonlijke begeleiding
scorpioen
Berichten: 9383
Juridisch actief: Nee

#2 , 04 jan 2014 11:30

Art. 330 BW is van toepassing.

Grondwettelijk Hof nr. 96/2013, 9 juli 2013
Artikel 330, § 1, eerste lid, tweede zin, BW schendt artikel 22 Gw, in samenhang gelezen met artikel 8 EVRM, in zoverre de vordering tot betwisting van de erkenning van het vaderschap door de man die het vaderschap van het kind opeist, niet ontvankelijk is indien het kind bezit van staat heeft ten aanzien van degene die het heeft erkend.


Deze uitspraak van het Grondwettelijk Hof handelt dus wel degelijk over de betwisting van de erkenning. De erkenning werd in dit geval betwist door de biologische vader, niet door de erkenner. Toch kan u m.i. deze uitspraak van het Grondwettelijk Hof inroepen.

Ondertussen werd een nieuwe vraag gesteld aan het Grondwettelijk Hof, waarbij het wel gaat om de betwisting van de erkenning door de erkenner zelf. Dus zoals in uw situatie

GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 (Belgisch Staatsblad 11.10.2013 − Ed. 2)
Bij vonnis van 12 september 2013 in zake T.G. tegen S.W. en Mr. Kim Van Tilborg, advocaat, handelend in haar
hoedanigheid van voogd ad hoc over het minderjarige kind N.G., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is
ingekomen op 18 september 2013, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Turnhout de volgende prejudiciële vraag
gesteld :
« Schendt artikel 330, § 1, eerste lid, tweede zin van het Burgerlijk Wetboek artikel 22 van de Grondwet, in
samenhang gelezen met artikel 8 van het EVRM, in zoverre de vordering tot betwisting van de vaderlijke erkenning
uitgaande van de man die het kind erkend heeft (zijnde de erkenner) niet ontvankelijk is indien het kind bezit van staat
heeft ten aanzien van de erkenner ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 5716 van de rol van het Hof.

Reclame

Terug naar “Adoptie”