Bedankt voor je antwoord; het toont eigenlijk exact aan wat ik bedoel; sta me toe om even alle fouten te verbeteren. Ter info: in ons geval ging het om grootbladige leilindes en om haagbeuk. Ook: Elke tuinaannemer/tuinarchitect/groenexpert gaat enkel voor zijn eigen winkel en op basis van eigen beperkte kennis en ervaring spreken, en heeft geen beslissingsrecht in de rechtbank.
Eerst een kleintje: het jaar van het NBW was 2021; niet 2023.
Dan iets groter: de definitie van een hoogstammige boom als hebbende een stam van 1m omtrek op een hoogte van 1m is de definitie ingeval je vergunning nodig hebt om de boom te kappen; stedenbouwkundig dus. Zie
https://bib.kuleuven.be/rbib/collectie/ ... sbiens.pdf pagina 232 punt 34
Dan de ergste: u noemt de leibomen "iets wat 20 jaar geleden bij het aanplanten 100% wettelijk was".
Hier kan ik enkel op antwoorden door middel van een heleboel gepubliceerde precedenten. Ik daag u uit om er eentje te vinden die uw stelling bevestigt.
Hier gaan we:
1) Vred. Westerlo 5 feb 1986
https://rw.be/archief/5027/pdf
“Zo kan het dat bomen die afzonderlijk geplant werden, hoogstammig zijn, doch dat zij laagstammig worden wanneer zij zich in een haag bevinden, wanneer zij bijvoorbeeld zo dicht bij elkaar worden geplant (30 à 50 cm) dat de wortelvorming beperkt wordt en wanneer zij bijkomend zodanig worden geknipt dat zij een normale haagbreedte ( ± 0,50 m) en hoogte ( ±2m) behouden.”
2) Vred. Tubize (Tubeke), 14 april 1987, T. Vred., 1988, 274
https://bib.kuleuven.be/rbib/collectie/ ... 988-11.pdf
Een haag is een afsluiting gevormd door planten.
"Haie" signifie CLOTURE (sic) faite d'arbres ou d'arbustes ou d'épines entrelacées
Attendu que le défendeur soutient avoir dû protéger sa vie privée; Qu'il recherche cette protection dans son jardin comme si cet endroit devait être un lieu totalement privé, caché à tout regard indiscret ou oreille par trop curieuse; Qu'il s'agit là d'une extrapolation excessive du principe de vie privée.
Qu'il aurait d'ailleurs été plus avisé de demander l'entêtement des arbres jusqu'à hauteur légale (1 m 80) en tenant compte du fait que chacun est en droit de CLÔTURER son bien.
3) Vred. Boom – 2017
Bron:
https://www.mp-advocaten.be/bomen-en-hagen/
In een recente zaak werd onze cliënt geconfronteerd met door zijn buur aangeplante leilindes. De bomen stonden op ongeveer een halve meter van de scheidingslijn en waren tussen de 4 en 5 meter hoog.
De vrederechter te Boom stelde vast dat er binnen zijn kanton geen vast en erkend gebruik gold wat betreft de afstand, zodat de wettelijke afstanden van 2 resp. een halve meter moesten worden gerespecteerd.
Vervolgens stelde zich de vraag of er in casu sprake was van een hoogstammige of een laagstammige boom. De vrederechter oordeelde dat een boom hoogstammig is indien de volledige boom hoger is dan 3 meter. Vervolgens concludeerde hij dat de leilindes waren aangeplant met miskenning van de wettelijke vereisten, en veroordeelde hij de buurman van onze cliënt tot het rooien van deze leilindes.
4) Uittreksel uit OVERZICHT VAN RECHTSPRAAK ZAKENRECHT (1980-1988)
Vred. Ath, 19 april 1982, T. Agr. R., 1983, 68
De Vrederechter van Ath hield de zaak bondig door te beslissen dat populieren toch als laagstammig beschouwd moesten worden wanneer ze van meetafaan als een haag geplant waren en op dergelijke hoogte gehouden tot 2.5m.
-> “Attendu que ainsi que l'auteur de cette chronique le précise un peu plus loin, le critère de la distinction en arbres de haute ou de basse tige; pour les arbres aménagés par la main de l’homme, c'est la hauteur réelle de l’arbre ; qu'il s’indique d’imposer au défendeur au principal une limite qu' il nous parait raisonnable de fixer à 2,5 mètres afin que les plantations demeurent des basse tige”
Vred. Lens, 1 juni 1984, T. Agr. R., 1986, 48 inkorting tot op 2,5 m toegestaan omdat de gebuur in sterke mate van licht beroofd werd).
“Hoge stambomen kunnen op een afstand van minder dan twee meter gehandhaafd blijven. doch dienen dan gesnoeid te worden tot een hoogte van 2,50 meter ingevolge de burenhinder veroorzaakt door dergelijke beplantingen waarvan de hoogte soms bv. 5 à 6 meter kan bereiken.”
De Vrederechter van Lens begon met te stellen dat ongeacht de aangewende criteria bomen van 5 tot 6 meter hoogte in alle geval hoogstammig waren. Dat is juist, maar in feite zullen in dergelijk geval zich alle vormen van hinder voordoen die onder het vorig nummer werden vermeld.
In dit vonnis werd tevens een definitie van het begrip ”haag'' gegeven. De haag heeft als functie een afsluiting te vormen en te beletten dat men van de ene eigendom op de andere kan treden. Wanneer - zoals in casu - vastgesteld werd dat een aaneengesloten bomenrij diende om zich te beschermen tegen wind en onbescheiden blikken en op 1,2 m van de scheidingslijn was ingeplant, gaat het duidelijk niet om een haag. Overigens, eens dat vastgesteld is dat een boom hoogstammig is, is het irrelevant dat dergelijke bomen in haagvorm worden geplant of in een haag voorkomen (zie Rb. Dendermonde, 30 juni 1987, R. W., 1988-89, 616, inzonderheid 618, 2° kol.; T. Vred., 1988, 90; Derveaux, R. en Capelle, L., “De afstand van beplantingen", Reule 1975, nr. 20, p. 27; Derine, R., e.a., I B, nr. 324).
Vred. St.-Truiden, 26 september 1985, T. Vred., 1986, 148
Merken we op dat de vrederechter van St.-Truiden enerzijds aannam dat in haagvorm geplante coniferen hun karakter van hoogstam behielden, maar anderzijds dat zij tengevolge van het plaatselijke gebruik op een afstand van 50 à 80 cm van de scheidingslijn mochten staan indien de hoogte beperkt werd tot 2,5 a 3 m.
5) Uittreksel uit OVERZICHT VAN RECHTSPRAAK ZAKENRECHT (1965 - 1968)
Vred. Beveren-Waas, 14 december 1965, R. W., 1965-66, 1705
De vrederechter te Beveren-Waas was van oordeel dat de haag niets verandert aan het feit dat bomen hoog-of laagstammig zijn : overwegende dat zodra wordt vastgesteld dat een boom of bomen hoogstammig zijn het van elk belang ontbloot is, met betrekking op de toegelaten plantafstand, of deze hoogstammen afzonderlijk staan, zich in een haag bevinden of zelf haag vormen. De wettelijk voorgeschreven afstand voor hoogstammen zal in elk geval dienen geëerbiedigd". Die zienswijze vindt steun in R.P.D.B., Tw. Droit rural, nr. 266 in fine.
Uit hetzelfde vonnis:
Overwegend dat de regeling der plantafstanden betreffende de hoogstammigen (artikelen 35 en 36) van het Veldwetboek in vervanging der oude artikelen haar oorzaak vond en vindt in de bezorgdheid van de wetgever om preventief de mogelijke lasten voor een aangrenzend erf door deze beplanting te vermijden; dat deze mogelijke lasten door hoogstammige beplanting voor de nabuur vooral kunnen bestaan in :
a) ongewenste lommer voor eigen beplantingen of ander eigen genot;
b) kroongroei over de scheidingslijn;
c) gronduitputting door belangrijke wortelvorming;
d) hinder door over de scheidingslijn uitschietende wortels en eventuele schade door die wortels aan gewassen, afsluitingen, enz.;
Deze wetsbepalingen hebben een preventief karakter, zij dienen om moeilijkheden te voorkomen vooraleer zij tot stand kunnen komen, wat dan ook de bijzonderste reden is waarom voor de vordering tot rooiing voorzien in artikel 36 van het Veldwetboek geen actuele schade, hinder of belang dient te bestaan;
6) Vred. Zele, 28 februari 1990, T.Vred 1992, 10
https://bib.kuleuven.be/rbib/collectie/ ... 992-10.pdf
Enkele extracten:
"De rechtbank is dan ook van oordeel dat de deskundige terecht - bij het afwijzen van het standpunt dat de hoogte helemaal geen rol zou spelen - aanstipt: "waar ik persoonlijk wel moeite mee heb, is dat bij dergelijke criteria bomen die 4 à 8 meter hoog zijn en een duidelijk afgetekende stam hebben, niet als hoogstammige bomen zouden weerhouden worden".
"De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de kwalificatie van de bomen het van belang ontbloot is of zij zich in een haag bevinden of een haag vormen. "
"Vandaar dat deze "groene schermen" meestal tot op voormelde hoogte ingekort zijn en worden gehouden. Een reden voor het bestaan van deze beperking in de hoogte moet wellicht worden gezocht in het feit dat gedurende geruime tijd werd aangenomen dat een boom precies hoogstammig is wanneer hij een hoogte bereikt van minstens 3 m (zie DERINE, R., Het onroerend goed in de praktijk, 108, 6). Hierbij heeft ongetwijfeld ook een rol gespeeld het feit dat het publiek heeft ervaren dat eens voormelde hoogte overtroffen het eventueel hinderend karakter van de beplanting toeneemt zeker rekening houdend met de in deze streek vaak vrij beperkte omvang van de percelen. "
7) Vred. Bree 18.03.2010, T.Vred., 2012, 446
Coniferen kunnen in de regel op een afstand van een halve meter van de scheidingslijn geplaatst worden voor zover hun hoogte beperkt wordt tot 2m. Zolang de coniferen kunnen aanzien worden als een levende haag maken zij geen hoogstammige bomen uit. (Dit vonnis van de vrederechter werd bevestigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg te Tongeren op 16.01.2012.)
8) Justice de paix d'Andenne 16 juin 1967
Een coniferenhaag mag blijven op korte afstand van de scheidingslijn als hij op haaghoogte gehouden wordt; in deze regio is dat ingesteld op 1m40 hoog.
9) Rb. Dendermonde, 30.06.1987, T.Vred. 1988
https://bib.kuleuven.be/rbib/collectie/ ... 1988-3.pdf
Dat zelfs zodra, zoals ten deze vaststaat, dat voormelde cipressen hoogstammig zijn, het overeenkomstig de te beamen rechtsleer en rechtspraak met betrekking tot de toegelaten plantafstand terdege van elk belang is ontbloot of deze hoogstammen afzonderlijk staan, zich in een haag bevinden of zelfs een haag vormen; DERVEAUX. R., Afstand van beplantingen, nr. 20, blz. 28. DERINE. R. Zakenrecht, Deel I B, nr. 324 + noten.
10) 1° KAMER- 30. April 1981
https://cass.justitie.belgium.be/cass/ac/1980-81-4.pdf
De reden waarom de wetgever een onderscheid heeft gemaakt tussen hoog- en laagstammige bomen en een verschillende afstand heeft voorgeschreven, het feit is dat hoogstammige bomen de eigenaar van een naburig erf schade kunnen berokkenen niet alleen door hun schaduw maar ook door hun wortelen; dat aldus, om uit te maken of, in verband met de toepassing van de artikelen 35 en 36 van het Veldwetboek, een boom of bomen hoogstammen zijn, rekening dient te worden gehouden met de lastverwekkende eigenschappen (hoogte, kroonvorming, wortelvorming) welke bomen bij volle wasdom, zo deze door de aard van de aanplanting niet wordt uitgesloten, zullen vertonen; rekening gehouden met hun soort en ras, hun plantwijze, opgedrongen ontwikkeling of vormgeving, kortom alle elementen welke enige invloed kunnen hebben op voormelde eigenschappen; dat als last van hoogstammige bomen kunnen weer- houden worden : ongewenste schaduwen, kroongroei over de scheidingslijn, gronduitputting door belangrijke wortelvorming, hinder door over de scheidingslijn uitschietende wortels en eventuele schade door die wortels op gewassen, afsluiting en dergelijke (…)
Overwegende dat het vonnis vaststelt dat de verweerders in hun tuin, op 0,50 meter van de scheidingslijn tussen de twee erven, 19 populieren hebben geplant en dat deze aanplanting, volgens de verweerders, 17 jaar geleden gebeurde en, volgens de eisers, een tiental jaren geleden;
Overwegende dat het vonnis ten deze beslist dat de op het erf van de verweerders geplante populieren niet als hoogstammige bomen kunnen worden beschouwd op de enige grond dat zij geen enkele burenhinder verwekken;
Overwegende dat het vonnis zodoende aanneemt dat de eisers slechts gerechtigd zijn zich op de toepassing van voormeld artikel 36 van het Veldwetboek te beroepen indien zij aantonen dat de betwiste populieren hun burenhinder veroorzaken;
Overwegende dat het vonnis aldus aan de wet een voorwaarde toevoegt, die ze niet inhoudt;
11) Vred. SINT-KWINTENS-LENNIK, 1 DECEMBER 1991, ajt 1998
https://bib.kuleuven.be/rbib/collectie/ ... 998-10.pdf
Zodra de wettelijke afstand niet is gerespecteerd moet de vordering tot rooiing ingewilligd worden, ongeacht het bestaan van schade en/of overlast. Het is de wet zelf die het bestaan van de schade impliceert.
12) Tribunal civil de Huy, 22 mars 1972, Jur. Liège, 1971-72, 252.
https://bib.kuleuven.be/rbib/collectie/ ... 971-32.pdf
Beukenhaag werd toegelaten tot hoogte van 3m50, weliswaar op een plaats waar die geen overlast bezorgde.
« Attendu qu'il faut donc constater que les arbres litigieux ont été plantés à la distance légale de 0,50 mètre ; que ces arbres ne causent aucun préjudice à l'appelante et n'empiètent pas sur son fonds ; que, d'autre part, aucun règlement communal ne fixe la hauteur maximale que peuvent avoir les arbres à basse tige, plantés à la limite des fonds ; qu'afin d'éviter tout abus, il apparaît opportun de fixer cette hauteur, dans le cas d'espèce, à 3 mètres 50 »
13) Burgerlijke rechtbank Hasselt, 14 december 1981, R.W. 1982-83, 1334 en Limb. Rechtsl. 1982, 122
https://rw.be/archief/4620/pdf
https://bib.kuleuven.be/rbib/collectie/ ... l/1982.pdf
Kriekebomen met een gemiddelde hoogte van 4,25 m en een gemiddelde doorsnee van 1,70 m zijn hoogstammige bomen.
Het feit dat deze kriekebomen geen stam hebben zoals de bekende hoogstammige fruitbomen, is niet voldoende om te stellen dat het geen hoogstammige bomen zouden zijn in de zin van de wet; ook de belangrijkheid en gespreidheid van de wortelen evenals de kroongroei dienen ter zake in ogenschouw genomen, omdat de reden waarom de wetgever een verschillende plantafstand voorzag voor hoogstammige en niet hoogstammige bomen juist gelegen is in het feit dat hoogstammige bomen de nabuur schade kunnen berokkenen door schaduwvorming en gronduitputting.
Gezien het voorgaande, dient vastgesteld dat de kriekenbomen in kwestie op onwettige afstand werden geplant, zodat appellant die zijn vordering tot wegruiming uit de wet zelf put en geen schade dient te bewijzen, gezien de regeling van artikel 35 Veldwetboek schadevoorkomend is, gerechtigd is de wegruiming van de kriekenbomen te vragen.
Volledigheidshalve kan hieraan toegevoegd dat rooiing in casu de enige oplossing biedt, gezien appellanten de door de vrederechter getroffen beslissing afwees, welke beslissing de aftopping en inkorting van de takken van de kriekenbomen op 2,5 m. hoogte voorzag, derwijze dat de bomen alzo zouden blijven binnen de perken van wat laagstammigheid naar zijn oordeel toelaat.
14) Justice de paix du canton de Neufchâteau, 18 juin 1971.
https://bib.kuleuven.be/rbib/collectie/ ... 1974-3.pdf
Attendu que parmi les arbres à haute tige peuvent dès lors être englobés tous ceux dont l'énumération est reproduite sous l'article 154 du Code forestier, ainsi que les arbres fruitiers à haute tige (pommiers, pruniers, poiriers, cerisiers, etc.); que parmi les arbres à basse tige on peut, en principe, ranger les arbrisseaux (struiken) (lilas, etc.) et les arbustes de toutes espèces (groseilliers, ligustrum, conifères nains, etc.) dont la hauteur normale varie entre 1 mètre et 3 mètres (hauteur maximum de la clôture forcée : 3m20, art. 663, Code civ.);
Attendu que des arbres qui par leur nature doivent être considérés comme des arbres à haute tige ne sauraient être plantés à moins de deux mètres de l'héritage voisin par cela seul qu'ils seraient, non pas taillés périodiquement, mais purement et simplement écimés lorsqu'ils auront atteint la hauteur d'une haie vive selon l'usage;
15) Grondwettelijk Hof Arrest nr. 36/2020
Het komt aan de verwijzende rechter toe om te bepalen of, bij ontstentenis van een door vast en erkend gebruik bepaalde afstand, de regeling van artikel 35, eerste lid, van het Veldwetboek van toepassing is en of bijgevolg, de betwiste beplanting in casu als een boom of een haag moet worden beschouwd. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat het geschil draait om de aanplanting van een « blauwe regen » of « wisteria ». In dat verband kan worden verwezen naar een arrest van het Hof van Cassatie van 23 januari 2014 waarbij dat Hof heeft geoordeeld dat artikel 35 van het Veldwetboek van toepassing is bij de aanplanting van bomen, waaronder leibomen, maar niet op klimop of wingerd (Cass., 23 januari 2014, C.13.0083.N).
Cass., 23 januari 2014, C.13.0083.N
Dit artikel (hier wordt naar Art 35 Veldwetboek verwezen) regelt enkel de afstand die bij de aanplanting van bomen en hagen moet worden in acht genomen en voorziet tevens in een uitzondering voor fruitbomen die als leiboom worden aangeplant.
16) Vred. Wolvertem, 10 maart 1994, RW 1994-1995, Nr8
https://rw.be/archief/5808/pdf
Overwegende dat in principe overwogen zou kunnen worden om in plaats van een rooiing aan verweerster op te leggen haar toe te staan de bomen in te snoeien tot op een hoogte van 2,5 a 3m teneinde ze alzo “laagstamming” te maken»; Overwegende echter dat uit de voorgeschiedenis van de zaak blijkt dat een inkorting van de bomen tot een hoogte van 2,5 a 3m noodzakelijkerwijze ertoe zou leiden dat deze afsterven; dat aanleggers immers in het verleden verweerster reeds verzochten om haar bomen in te korten tot 5 meter, waarop verweerster destijds reeds liet gelden daarop niet te kunnen ingaan om botanische redenen, die het afsterven van de bomen tot gevolg zouden hebben;
Overwegende dat in de gegeven omstandigheden geen enkele andere maatregel dan de rooiing overblijft.
17) Vred. Gembloers 9 november 1982, T. Agr. R. 1983, 108
Rooiing wordt bevolen van enkele bomen en struiken van 4 meter hoog die op minder dan 2 meter van de perceelsgrens stonden.
https://bib.kuleuven.be/rbib/collectie/ ... 1983-2.pdf
Ten slotte, voor wie het liever in multimediaformaat wil :
https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2018/04/04 ... ron-van-e/