#3 , 22 dec 2017 12:46
Art. 55 WIB92:
Interest van obligaties, leningen, schulden, deposito's en andere effecten ter vertegenwoordiging van leningen worden slechts als beroepskosten aangemerkt in zover zij niet hoger zijn dan een bedrag dat overeenstemt met de overeenkomstig de marktrente geldende rentevoet rekening houdend met de bijzondere gegevens eigen aan de beoordeling van het aan de verrichting verbonden risico en inzonderheid met de financiële toestand van de schuldenaar en met de looptijd van de lening.
De in aanmerking te nemen rentevoet is:
1° ofwel die welke wordt toegepast op de dag waarop de geleende of in deposito ontvangen sommen inkomsten beginnen op te brengen, met dien verstande dat de verlenging en de stilzwijgende vernieuwing van een overeenkomst na de aanvankelijk gestelde termijn worden gelijkgesteld met het sluiten van een nieuwe overeenkomst;
2° ofwel wanneer in de overeenkomst een veranderlijke rente of een indexering wordt bedongen, de rentevoet die wordt toegepast op de vervaldag van de inkomsten, of de voeten die eventueel achtereenvolgens zijn toegepast in het tijdvak waarop de inkomsten betrekking hebben, indien en in zover de contractuele bepalingen uitwerking hebben gehad.
ComIB 52/83:
Als algemene beoordelingscriteria moeten worden aangemerkt :
1° de aard van het krediet (lening, deposito, handelsschuld enz.);
2° het bedrag en de looptijd ervan;
3° het risico dat voor de kredietverstrekker voortvloeit uit de verrichting en afhankelijk is van :
- het al dan niet voorhanden zijn van door de schuldenaar verstrekte waarborgen (hypotheek, pand enz.);
- de kredietwaardigheid van deze laatste (financiële toestand, solvabiliteitsgraad, verhouding tussen eigen en vreemde middelen, bestaande schuldenlast enz.).
Als het een buitenlandse schuld betreft moet ook nog rekening worden gehouden met de factoren die eigen zijn aan de munt waarin die schuld is uitgedrukt (inzonderheid rentestand en inflatiegraad in het land van uitgifte).