#2 , 29 mei 2017 12:16
“Art.136.Als ten laste van de belastingplichtigen worden aangemerkt, mits zij deel uitmaken van hun gezin op 1 januari van het aanslagjaar en zij persoonlijk in het belastbare tijdperk geen bestaansmiddelen hebben gehad die meer dan 1.800 EUR (basisbedrag) netto bedragen:
1° hun kinderen;
2° hun ascendenten;
3° hun zijverwanten tot en met de tweede graad;
4° personen van wie de belastingplichtige als kind volledig of hoofdzakelijk ten laste is geweest...
Art.140.Wanneer verscheidene afzonderlijk belastbare belastingplichtigen deel uitmaken van hetzelfde gezin, worden de in artikel 136 vermelde personen die eveneens van dat gezin deel uitmaken, beschouwd als ten laste van de belastingplichtige die in feite aan het hoofd van dat gezin staat.
Wanneer het samengetelde nettobedrag der bestaansmiddelen van die belastingplichtige en van de personen te zijnen laste lager is dan zoveel maal 1.800 EUR (basisbedrag) als het gezin personen ten laste plus één telt, mag die belastingplichtige ervan afzien als te zijnen laste te beschouwen de personen waarvoor hij over geen 1.800 EUR (basisbedrag) bestaansmiddelen beschikt en worden die personen als dan beschouwd als ten laste van diegene van de andere van het gezin deel uitmakende belastingplichtigen die het meeste tot hun onderhoud bijdraagt.”(10 april 1992 Wetboek Inkomstenbelastingen) .
Ga naar Belgische wetgeving in JUSTEL-databanken van Belgisch Staatsblad. Klik voor WetBOEKEN achter ’Juridische aard’. Op afkondigingsdatum vindt u de overige akten. Inzake FEDERALE fiscale wetgeving zie http://www.fisconetplus.be/