#5 , 28 jan 2017 12:56
Leenw met alle respect maar ik ben serieus in deze materie.
De situatie waarnaar ik verwees is een onecht intracommunautair driehoeksverkeer.
Het wordt mooi uitgelegd in de administratieve commentaar waarnaar U TS verwees onder punt 7.3.
Wij hebben B gewezen op het enorme belang van wie het verantwoordelijk is voor het vervoer.
Was het vervoer in de relatie A-C dan zou B alhoewel gevestigd in Belgie een intracommunautaire verwerving in Frankrijk gedaan hebben en diende de levering van B naar C met Franse btw plaats te vinden.
Onterecht ging de Franse administratie ervan uit dat dit het geval was en vorderde honderduizenden euro's aan achterstallige btw.
Door het voorleggen van contracten tussen A en B waaruit bleek dat alhoewel A het vervoer naar C deed konden we bewijzen dat B de werkelijke opdrachtgever was van het transport, waardoor we ons in de situatie "Het vervoer vindt plaats in relatie B-C" bevonden.
Dit ging echter niet zonder slag of stoot. Wij hebben een controle door de Belgische btw-administratie aangevraagd, waarna zij aan hun Franse collega's geattesteerd hebben dat we ons in de situatie " Vervoer vindt plaats inde relatie A-B" bevonden.
Gelet op de complexiteit en de grote financiële gevolgen kan ik TS alleen maar aanraden zijn goederenstroom, verantwoordelijken voor het vervoer, en de facturatiestroom goed te analyseren.
Een voorafgaandelijke toetsing bij de Belgische en Duitse administratie kan hem een hoop kosten en kopzorgen besparen.
Uittreksel uit de handleiding btw.
7.3. Het "onecht" intracommunautair driehoeksverkeer
152. Sommige handelingen worden beschouwd als "driehoeksverkeer" omdat er drie operatoren aan deelnemen. Daar er echter slechts twee verschillende Lidstaten bij betrokken zijn, kan het stelsel zoals uiteengezet in de nrs. 140 tot 151, er niet op van toepassing zijn.
Twee situaties kunnen zich voordoen :
het "driehoeksverkeer" heeft plaats tussen slechts twee Lidstaten;
het "tussenliggende" land is geen Lidstaat van de Gemeenschap.
7.3.1. Driehoeksverkeer tussen twee Lidstaten
7.3.1.1. De goederen worden naar een andere Lidstaat verzonden
Situatie 1 : België is de Lidstaat van vertrek
Uiteenzetting
153. A, een belastingplichtige, gevestigd en voor BTW- doeleinden geïdentificeerd in België, verkoopt goederen aan B, eveneens een belastingplichtige gevestigd en voor BTW- doeleinden geïdentificeerd in België. B verkoopt de goederen aan C, belastingplichtige (of niet- belastingplichtige rechtspersoon) gevestigd en voor BTW-doeleinden geïdentificeerd in Frankrijk. De goederen worden rechtstreeks verzonden of vervoerd vanuit de opslagplaats van A naar C in Frankrijk.
Schema
BELGIE
FRANKRIJK
A
B
C
Facturering
|----------->
|--------------------------------------->
Vervoer
|------------------------------------------------------->
Fiscale behandeling
154. De leveringen A-B en B-C worden inzake BTW behandeld overeenkomstig de beginselen van de overgangsregeling.
De wijze waarop een dergelijke ABC-transactie wordt behandeld hangt af van de levering (A-B of B-C) waaraan het vervoer van de goederen van A naar C verbonden is.
Het vervoer vindt plaats in de relatie A-B
155. A verricht een levering met vervoer die, wanneer het goed vervoerd of verzonden wordt door de leverancier, de verkrijger of voor hun rekening, overeenkomstig artikel 15, § 2, tweede lid, 1°, W.BTW, (artikel 8, paragraaf 1, a) van de Zesde BTW-Richtlijn) geacht wordt plaats te vinden daar waar dit vervoer of deze verzending naar de verkrijger aanvangt, hetzij in België.
B daarentegen verricht een intracommunautaire verwerving in Frankrijk gevolgd door een levering zonder vervoer die, overeenkomstig artikel 8, paragraaf 1, b) van de Zesde BTW-Richtlijn (cfr. W.BTW, art. 15, § 2, eerste lid), geacht wordt plaats te vinden daar waar het goed ter beschikking gesteld wordt van de overnemer, hetzij in Frankrijk. De intracommunautaire verwerving en de levering aan C moeten onderworpen worden aan de Franse BTW. Gezien B in Frankrijk een belastbare intracommunautaire verwerving verricht van goederen, dient B zich voor BTW-doeleinden te laten identificeren in Frankrijk.
De levering van A aan B is een intracommunautaire levering die, in principe, van de BTW vrijgesteld zou kunnen worden overeenkomstig artikel 39bis, W.BTW. Evenwel is aan één van de essentiële voorwaarden voor de vrijstelling waarin artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 52 voorziet (identificatie van de koper B in een andere Lidstaat) niet voldaan. Bijgevolg moet A die een belastbare levering verricht in België de Belgische BTW in rekening brengen op zijn factuur.
Er wordt opgemerkt dat de BTW die A in rekening brengt van B niet aftrekbaar is in hoofde van B. Het is immers B zelf die, ten gevolge van zijn niet-identificatie in een andere Lidstaat, er verantwoordelijk voor is dat de vrijstelling niet toegepast kan worden. De enige mogelijkheid om deze levering te detaxeren is niet via de aftrek maar via de teruggave van de belasting aan de verkoper A op grond van artikel 77, § 1, 1°, W.BTW, van zodra B zijn BTW-identificatienummer in Frankrijk kan meedelen.
Het vervoer vindt plaats in de relatie B-C
156. A verricht een levering zonder vervoer die, overeenkomstig artikel 15, § 2, eerste lid, W.BTW, (cfr. Zesde BTW-Richtlijn, art. 8, paragraaf 1, b), plaatsvindt daar waar het goed ter beschikking gesteld wordt van de afnemer, hetzij in België. De levering moet onderworpen worden aan de Belgische BTW.
B, daarentegen, verricht een levering met vervoer die, overeenkomstig artikel 15, § 2, tweede lid, 1° W.BTW, geacht wordt plaats te vinden daar waar het vervoer of de verzending naar de verkrijger aanvangt, hetzij in België. Deze levering is vrijgesteld van BTW op basis van artikel 39bis, W.BTW, aangezien het om een intracommunautaire levering gaat ter bestemming van C, belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon die ertoe gehouden is zijn intracommunautaire verwerving in Frankrijk aan de belasting te onderwerpen.