https://www.bdo.be/nl-be/publicaties/ne ... omen-eraan
Citaat:
2. Exitbelasting
De nieuwe belasting zal ook van toepassing zijn op ongerealiseerde meerwaarden in de volgende grensoverschrijdende situaties:
- wanneer de belastingplichtige zijn fiscale woonplaats buiten België vestigt;
- wanneer de belastingplichtige de financiële activa vervreemdt ten gunste van een niet-ingezeten belastingplichtige. Hieronder vallen ook overdrachten om niet, zoals schenkingen of erfenissen.
Dus stel u hebt in België 2 huizen, 100k spaargeld, een kilo goud en 50k crypto.
U kiest ervoor om België te verlaten en te investeren buiten de Europese Unie. Uw vrouw heeft er immers de nationaliteit.
Wat gaat de Belgische staat doen met uw assets? Wordt u bij het verkopen van uw huis nog belast op "meerwaarde" als u het land verlaat?
Ik bezit een aantal activa die in België loodzwaar belast worden bij verkoop. Daardoor heb ik liever dat ik geld stort naar mijn vrouw (niet EU, maar het is discutabel waar ze de komende jaren belastingplichtig is) en dat die activa op haar naam staan. Ze was van 2010 tot 2023 belastingplichtig in Zuid Amerika, en van 2023 tot op heden in België. Al heeft ze haar belastingplichtigheid in eigen land niet opgegeven. Ze betaalt er bvb grondbelasting, en we gaan er elk jaar met bezoek. De gezondheidssituatie van haar moeder maakt ook dat we haar over enkele jaren zullen moeten verzorgen, ver buiten België. Worden we dan onderworpen aan exitbelasting?
Ik weet niet of ons land haar bij het verlaten van België, zwaar zou belasten op assets die we in België verworven hebben. Die hebben we namelijk verworven met geld waarvoor zij in haar land al jaren gewerkt had.
Dit artikel is snoeihard voor de exit tax die werd opgenomen in het regeerakkoord.
https://www.tiberghien.com/nl/4294/exit ... otschappen
Citaat:
5. In strijd met het Europees recht
Het advies van de Raad van State bij deze regeling was ronduit kritisch, om niet van ‘vernietigend’ te hoeven spreken, wat – als deze regeling er effectief doorkomt - mogelijk wordt overgelaten aan het Grondwettelijk Hof…
Een eerste pijnpunt, dat ook de Raad van State niet ontgaan is, is de strijdigheid van deze regeling met de Europese vrijheid van vestiging. Wanneer een in België gevestigde aandeelhouder zijn fiscale woonplaats niet verplaatst naar het buitenland, leidt de emigratie van de vennootschap niet tot het verlies van de heffingsbevoegdheid van België. Als woonstaat blijft België immers heffingsbevoegd voor dividenduitkeringen aan de in België gevestigde aandeelhouder. De exitheffing vormt dus onterecht een obstakel voor vennootschappen om zich grensoverschrijdend te verplaatsen, en is dus een belemmering van de Europese vrijheid van vestiging. Een dergelijke belemmering is alleen toegestaan indien zij wordt gerechtvaardigd door bepaalde door het Hof van Justitie vastgestelde gronden, waaronder (i) de evenwichtige verdeling van de heffingsbevoegdheid en (ii) de bestrijding van misbruik en fraude. Dergelijke rechtvaardiging gaat echter niet op wanneer de exit-staat haar heffingsbevoegdheid niet verliest. Dat is anders voor niet-inwoners waar België wel haar heffingsbevoegdheid verliest. De gemachtigde van de minister stelde als repliek op de (terechte) kritiek van de Raad van State dat een onderscheiden behandeling tussen ingezetenen en niet-ingezetenen niet mogelijk is, onder verwijzing naar rechtspraak van het Hof van Jusitie4. In casu kan dergelijke onderscheiden behandeling evenwel gerechtvaardigd worden gelet op het objectief situatieverschil. Over de ingezetene die zijn fiscale woonplaats niet verplaatst, verliest België haar heffingsbevoegdheid niet, waar zij deze wel verliest bij een niet-ingezetene ingevolge de exit van de Belgische vennootschap.
Verder krijgen aandeelhouders die geacht worden een fictief dividend te ontvangen de keuze tussen onmiddellijke betaling van belasting of een gespreide betaling over vijf jaar. Er mag echter niet uit het oog verloren worden dat inzake exitheffingen een onderscheid gemaakt moet worden tussen ondernemingen en natuurlijke personen. In navolging van de rechtspraak van het Hof van Justitie5 werd in de ATAD 1-richtlijn een regeling uitgewerkt inzake exitheffing met mogelijke gespreide betaling van belasting over vijf jaar. Deze regeling geldt enkel voor vennootschappen. Tot op heden heeft het Hof van Justitie nooit aanvaard dat een dergelijke regeling van gespreide betaling ook kan worden toegepast op een heffing die van toepassing is op natuurlijke personen. Het voorzien in de mogelijkheid tot een spreiding van betaling volstaat dus niet wanneer het betrekking heeft op natuurlijke personen als belastingplichtige. Het is dus vaststaande rechtspraak dat een exitheffing op latent niet-gerealiseerd inkomen alleen daadwerkelijk kan worden geïnd op het ogenblik van de realisatie van dat inkomen.6 Merk overigens op dat tegen artikel 413/1,§1,lid 1, 7° WIB, inzake de keuze tot onmiddellijke dan wel gespreide betaling van toepassing op de exitheffing inzake de kaaimantaks, een vernietigingsberoep werd ingesteld bij het Grondwettelijk De openbare terechtzitting in deze zaak is bepaald op 2 juli 2025: op te volgen en uiteraard ook relevant voor de voorziene wijziging aan artikel 413/1 WIB voor de toepassing op de in dit artikel besproken exitheffing.