#6 , 05 dec 2020 16:22
Zij moeten effectief deel uitmaken van uw gezin en aan de bestaansmiddelen voldoen, al de rest is flauwe larie.
1. Eén van de voorwaarden voor de tenlasteneming van de in art. 136, 1° tot 4°, WIB 92 vermelde personen luidt dat die personen op 1 januari van het aj. deel moeten uitmaken van het gezin van de belastingplichtige.
2. In nr. 136/6, Com.IB 92 wordt ter zake gepreciseerd dat aan die voorwaarde is voldaan wanneer:
1° de belastingplichtige in feite aan het hoofd van het gezin staat;
2° de beoogde personen op 1 januari van het aj. werkelijk met de belastingplichtige samenwonen;
3° de belastingplichtige tijdens het belastbare tijdperk werkelijk en regelmatig heeft bijgedragen in de kosten van voeding, kleding, geneeskundige verzorging en andere persoonlijke uitgaven van die personen.
3. De vraag is gesteld of de in punt nr. 2, 3° hiervoor vermelde voorwaarde een conditio sine qua non is voor de tenlasteneming van in art. 136, 2° en 3°, WIB 92 vermelde personen (ascendenten en zijverwanten tot en met de tweede graad) van 65 jaar of ouder, nu de door die personen verkregen pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen overeenkomstig art. 143, 3°, WIB 92 ten belope van 14.500 EUR per jaar (te indexeren bedrag) niet meer in aanmerking moeten worden genomen voor het vaststellen van het nettobedrag van hun bestaansmiddelen.
4. Bovenbedoelde uitsluiting uit de bestaansmiddelen is samen met de verhoging (van 870 EUR naar 1.740 EUR - te indexeren bedragen) van de toeslag op de belastingvrije som voor de tenlasteneming van diezelfde ascendenten en zijverwanten tot en met de tweede graad van 65 jaar of ouder, met ingang van aj. 2006 ingevoerd (zie ook de circ. van 25.10.2010, zelfde referte als hiervoor).
5. Door de uitsluiting van de eerste schijf van 14.500 EUR (te indexeren bedrag) van de door de ascendenten en zijverwanten tot de tweede graad van 65 jaar of ouder verkregen pensioenen, renten, enz. uit de bestaansmiddelen, mogen die verwanten die bij een belastingplichtige inwonen, thans over een substantieel bedrag aan eigen middelen beschikken zonder dat het in art. 136, WIB 92 vermelde maximumbedrag van de bestaansmiddelen (1.800 EUR netto - te indexeren bedrag) overschreden wordt. In heel wat gevallen dragen die verwanten hun kosten van voeding, kleding, geneeskundige verzorging en andere persoonlijke uitgaven dan ook zelf.
6. Wanneer het bedrag van de door ascendenten en zijverwanten tot de tweede graad van 65 jaar of ouder verkregen pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen die niet als bestaansmiddelen worden beschouwd, verhoogd met het bedrag van hun bestaansmiddelen (1), redelijkerwijze volstaat om hun eigen kosten van voeding, kleding, enz. te dekken, is beslist dat de in art. 132, eerste lid, 7°, WIB 92 bedoelde toeslag op de belastingvrije som niet moet worden geweigerd om de enkele reden dat de in nr. 2, 3° aangehaalde voorwaarde niet is vervuld.
Bron Fisconet.
------------------------------------------------------------------------
wat baat kaars en bril, als de uil niet zien en lezen wil.