#2 , 06 jul 2013 14:18
“Art.2.De wet beschikt alleen voor het toekomende; zij heeft geen terugwerkende kracht.”(Burgerlijk Wetboek).
‘De wet 30 augustus 1988 heeft met de terugwerkende kracht de aansprakelijkheid van de staat en van de andere organisatoren van loodsdiensten voor fouten waarvoor ze verantwoordelijk gesteld zouden kunnen worden opgeheven. Deze inmenging diende het algemeen belang,doch miskende het proportionaliteitsbeginsel. De wet deed immers bestaande eisen tot schadevergoeding met terugwerkende kracht tot 30 jaar teniet,soms zelfs in hangende procedures,zonder dat hiervoor enige compensatie gegeven werd‘[EHRM 20 november 1995(Pressos t. België),TRD&I 1996,afl.1,90].
‘B.2.7. Indien blijkt dat de terugwerkende kracht tot gevolg heeft dat de afloop van een of meer gerechtelijke procedures in een welbepaalde zin wordt beïnvloed of dat rechtscolleges verhinderd worden zich over een welbepaalde rechtsvraag uit te spreken, vergt de aard van het in het geding zijnde beginsel dat uitzonderlijke omstandigheden een verantwoording bieden voor dat optreden van de wetgever, dat ten nadele van een categorie van burgers inbreuk maakt op de waarborgen die aan allen worden geboden‘(Arbitragehof nr.3/2003,14 januari 2003).
‘B.11.9. Die verklaring kan de betwiste maatregel niet verantwoorden. In plaats van uitzonderlijke omstandigheden aan te voeren, beperkt zij zich ertoe de gewone procedure voor de totstandkoming van de wet te beschrijven. Uit de verklaring blijkt dat niet het nodige werd gedaan om de termijn van zes maanden in acht te nemen, aangezien het ontwerp van bekrachtigingswet pas op 2 februari 2001 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers is voorgelegd, dus meer dan drie en een halve maand nadat de Koning het koninklijk besluit had genomen dat diende te worden bekrachtigd.B.11.10. Doordat de bestreden wet het koninklijk besluit van 15 oktober 2000 niet heeft bekrachtigd binnen de termijn die de wet van 3 december 1999 had vastgesteld en doordat zij integendeel die termijn retroactief heeft gewijzigd teneinde een niet-tijdige bekrachtiging te dekken, maakt zij inbreuk op de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 170 ervan, en met het algemene beginsel van de niet-retroactiviteit van de wetten‘(Arbitragehof nr.100/2003,17 juli 2003).
‘B.8.3. Onder voorbehoud van de in het strafrecht van toepassing zijnde regels en van de eerbied voor de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissingen, is de terugwerkende kracht die het gevolg is van een interpretatieve wetsbepaling gerechtvaardigd in zoverre de geïnterpreteerde bepaling vanaf haar oorsprong redelijkerwijze niet anders kon worden begrepen dan is aangegeven in de interpretatieve bepaling‘(Arbitragehof nr.193/2004,24 november 2004).
‘B.8.2. Een fiscaalrechtelijke regel kan slechts als retroactief worden gekwalificeerd wanneer hij van toepassing is op feiten, handelingen en toestanden die definitief waren voltrokken op het ogenblik dat hij in werking is getreden.B.8.3. Overeenkomstig artikel 894 van het Burgerlijk Wetboek is een schenking in beginsel onherroepelijk. De schenkingsovereenkomst bestaat ab initio en bindt de contractpartijen, ook indien de overeenkomst een voorwaarde bevat.Een schenking onder opschortende voorwaarde heeft evenwel geen volledige uitwerking zolang de opschortende voorwaarde niet is voltrokken.B.8.4. Inzake successierechten ontstaat de belastingschuld definitief op de datum van het overlijden.Wanneer een schenking onder de opschortende voorwaarde die wordt vervuld ten gevolge van het overlijden van de schenker, met het oog op de heffing van het successierecht als legaat wordt beschouwd, ontstaat de belastingschuld derhalve bij het voltrekken van de opschortende voorwaarde. Vóór de vervulling van de voorwaarde is er geen aanknopingspunt voor de belastingheffing.Een wet die vóór dat tijdstip de heffingsgrondslag van het successierecht wijzigt, heeft geen terugwerkende kracht‘(Arbitragehof nr.58/2006,26 april 2006).
‘B.12.1. De terugwerkende kracht van wetsbepalingen, die van die aard is dat zij rechtsonzekerheid in het leven kan roepen, kan enkel worden verantwoord wanneer zij onontbeerlijk is voor de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang.B.12.2. De doelstelling van algemeen belang die de terugwerking van de aangevochten bepalingen kan verantwoorden, is tweeledig.De bestreden bepaling laat allereerst toe de beveiliging van de luchthaveninstallaties te waarborgen : artikel 362 heft de rechtsonzekerheid op met betrekking tot de datum waarop de beveiligingsmaatregelen moeten worden geacht eenzijdig te zijn opgelegd door de overheidspersoon, zodat de luchthavenuitbater nu zonder aarzelen de correctieve beveiligingsmaatregelen zal nemen.Daarnaast zou, zoals tijdens de parlementaire voorbereiding werd opgemerkt, ‘zonder terugwerkende kracht [...] de rentabiliteit van de exploitatie in het gedrang kunnen komen en daarmee ook de continuïteit van de openbare dienst’(Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2518/033, p. 4)’(Grondwettelijk Hof 129/2007,17 oktober 2007).
Ga naar Belgische wetgeving in JUSTEL-databanken van Belgisch Staatsblad. Klik voor WetBOEKEN achter ’Juridische aard’. Op afkondigingsdatum vindt u de overige akten. Inzake FEDERALE fiscale wetgeving zie http://www.fisconetplus.be/