Zie bijvoorbeeld Vred. Sint-Niklaas 3 mei 2004, RW 2005-06, 1274
Dat vonnis gaat over een specifieke situatie binnen de kwijtende verjaring.
Algemene regel: geen vermoeden van betaling
Korte verjaring: vermoeden van betaling: hier heeft het belang of toegegeven wordt dat de factuur niet betaald is
Art. 2277
bis BW: (toch) geen vermoeden van betaling = vergelijkbaar met algemene regel
Maar zoals in dit vonnis, maakt het in het geval van TS (de "algemene regel") niet uit of betaling toegegeven wordt.
Wél of er een bereidheid tot betaling is (morele plicht).
Interessant in dat verband is K. WILLEMS,
Betaling van een verjaarde schuld, TBBR 2008, afl. 6, 319-330.
Toezeggingen (of zelfs stortingen) uit onwetendheid of onder druk (zonder weet te hebben van de verjaring), zijn dan niet te beschouwen als het uitvoeren van een morele plicht.
Voor TS: dit ondersteunt de stelling van Scorpioen (en maakt jouw dossier sterk): ook al heb je gevraagd naar een afbetalingsplan: (1) dat is onder druk gebeurd; (2) hiermee toont de schuldeiser nog niet aan dat je ook een morele plicht voelde om het bedrag te betalen.
Op basis hiervan kan de schuldeiser dus niet stellen dat je ingestemd hebt. En nog minder dat de verjaring zou gestuit zijn.