1. Wettelijk kader
Artikel 464/1, § 8, 5de lid, Sv. bepaalt dat: “De kwijtschelding of vermindering van de straffen in het raam van een collectieve insolventieprocedure of burgerlijke beslagprocedure kan enkel worden toegestaan met toepassing van de artikelen 110 en 111 van de Grondwet.”
(Ingevoerd door art. 4 van de W. 11.02.14 houdende diverse maatregelen ter verbetering van de invordering van de vermogensstraffen en de gerechtskosten in strafzaken (I) (BS 08.04.14))
2. Bedoelde schulden
Het artikel 464/1, § 8, 5de lid, Sv. spreekt over een kwijtschelding of vermindering van straffen.
Overeenkomstig de opsomming van de straffen uit art. 7 en 7bis, Sw. geldt de beperking van de kwijtschelding of vermindering dus tot de volgende schulden:
de penale boeten;
de verbeurdverklaringen van geldsommen.
De beperking van de kwijtschelding of vermindering geldt dus niet voor de volgende schulden:
de bijdrage tot financiering van het Bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders (art. 29, W 1.08.1985 houdende fiscale en andere bepalingen);
de bijdrage tot financiering van het Vlaams Infrastructuurfonds (art. 14 e.v., Decr. 3.05.13 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport);
de gerechtskosten;
de vervolgingskosten.
Ditzelfde onderscheid vinden we omgekeerd terug in artikel 110 van de GW. Door middel van een genadebesluit kan de Koning de door de rechters uitgesproken straffen kwijtschelden of verminderen. M.a.w. de Koning kan met een genadebesluit dus uitsluitend de straffen kwijtschelden (penale boete en verbeurdverklaring) maar nooit de andere gedeelten van de schulden (Bijzonder Fonds, Vlaams Infrastructuurfonds, gerechtskosten en vervolgingskosten).
3. Collectieve insolventieprocedures
Overeenkomstig artikel 464/1, § 8, 4de lid, Sv. wordt onder de collectieve insolventieprocedure verstaan:
het faillissement,
de gerechtelijke reorganisatie,
de collectieve schuldenregeling,
elke andere Belgische of buitenlandse rechterlijke, administratieve of vrijwillige collectieve procedure die de realisatie van de activa en de verdeling van de opbrengst van die realisatie onder, naar gelang van het geval, de schuldeisers, de aandeelhouders, de vennoten of de leden inhoudt.
3.a. Hiërarchie van de normen – verschoonbaarheid (faillissement) – bevrijdende uitvoering (WCO) – kwijtschelding (collectieve schuldenregeling)
Deze nieuwe bepaling van art. 464/1, § 8, 5de lid, Sv. waarborgt de toepassing van artikel 110 van de Grondwet. De kwijtschelding of vermindering van straffen is in collectieve insolventieprocedures voortaan enkel mogelijk na het verlenen van de koninklijke genade.
Lagere rechtsnormen, zoals art. 82 Faill.W (verschoonbaarheid) of de artikelen 1675/10, 1675/13 en 1675/13bis van het Ger.W (kwijtschelding in het kader van de collectieve schuldenregeling), kunnen hieraan niet langer afbreuk doen.
Opmerking: hoewel art. 82, Faill.W betreffende de verschoonbaarheid enkel spreekt van “niet meer vervolgd worden door zijn schuldeisers”, zijn de centrale diensten van de AAII van oordeel dat dit eveneens moet worden beschouwd als een kwijtschelding die voor de penale boete onverenigbaar is met art. 110, GW.
Bovendien bepaalt art. 49/1, WCO, sinds de W 27.05.13 tot wijziging van verschillende wetgevingen inzake de continuïteit van de ondernemingen (BS 22.07.13), in dezelfde zin dat een reorganisatieplan niet langer kan voorzien in een vermindering of kwijtschelding van een penale boete.
Na afloop van de collectieve procedure herwint de ontvanger zijn rechten en zal hij opnieuw moeten overgaan tot de invordering van het eventuele saldo van de penale boete en de verbeurdverklaring.
Daarentegen ondergaat het andere gedeelte van de (penale) schuld dat betrekking heeft op het Bijzonder Fonds, Vlaams Infrastructuurfonds, gerechtskosten en vervolgingskosten, de gevolgen van de afsluiting van de betrokken collectieve procedure (verschoonbaarheid (faillissement), bevrijdende uitvoering (WCO), kwijtschelding (collectieve schuldenregeling).