#7 , 23 apr 2018 11:17
TS heeft al geschreven dat hij bepaalde middelen heeft ingevoerd en verdeeld onder vrienden.
Dus al import niet geregistreerde producten - distributie en verkoop.
Wet betreffende de oprichting en de werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten
Afdeling 11. [1 - Toezicht en strafbepalingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-03-11/08, art. 39, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 14/21. [1 § 1. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, oefenen de daartoe door de Koning aangewezen statutaire, of bij gebreke daarvan contractuele personeelsleden aangeworven door middel van een contract van onbepaalde duur, van het Agentschap het toezicht uit op de toepassing van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten door, zo nodig, onaangekondigde, inspecties uit te voeren.
§ 2. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie mogen de statutaire of contractuele personeelsleden bedoeld in paragraaf 1, voorzien van behoorlijke legitimatiebewijzen, bij de uitoefening van hun opdracht :
1° tussen 5 uur `s ochtends en 9 uur `s avonds, zonder voorafgaande verwittiging, alle plaatsen, met uitzondering van plaatsen die dienen als woning, betreden en doorzoeken die aan het toezicht van het Agentschap onderworpen zijn, zelfs indien deze voor het publiek niet toegankelijk zijn en meer in het algemeen alle plaatsen waar zij redelijkerwijze vermoeden dat er zich documenten bevinden die relevant zijn voor de toepassing van deze wet;
2° overgaan tot elk onderzoek, elke controle, en elk verhoor, alsook alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen vastgesteld bij en krachtens deze wet werkelijk worden nageleefd, en inzonderheid :
a) gelijk welke persoon wiens verhoor zij nodig achten, ondervragen over alle feiten die dienstig kunnen zijn voor de uitoefening van het toezicht;
b) de identiteit opnemen van gelijk welke persoon, wiens verhoor zij nodig achten voor de uitoefening van het toezicht; daartoe kunnen zij van deze personen de overlegging vorderen van officiële identiteitsdocumenten, of deze identiteit trachten te achterhalen met andere middelen, met inbegrip van het maken van foto's, filmen video-opnamen;
c) zich, zonder verplaatsing, alle boeken, registers, documenten, schijven, banden of gelijk welke andere informatiedragers, die gegevens kunnen bevatten die ingevolge deze wet, dienen te worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard, alsmede alle andere boeken, registers, documenten, schijven, banden of gelijk welke andere informatiedragers die zij nodig achten voor de uitoefening van het toezicht, ter inzage doen voorleggen, alsook uittreksels, afschriften, afdrukken, uitdraaien, kopieën of fotokopieën daarvan nemen of zich die kosteloos laten verstrekken of zelfs gelijk welke van de in dit littera bedoelde informatiedragers tegen ontvangstbewijs in beslag nemen.
Bij een schriftelijke vraag tot informatie op grond van dit artikel is de tekst van artikel 14/22 gevoegd op straffe van nietigheid.
§ 3. De statutaire en contractuele personeelsleden bedoeld in § 1, hebben het recht alle dienstige vaststellingen te doen en processen-verbaal op te stellen.
§ 4. In de uitoefening van hun ambt kunnen de statutaire of contractuele personeelsleden bedoeld in § 1, de bijstand van de openbare macht vorderen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-03-11/08, art. 40, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 14/22. [1 § 1. Onverminderd artikel 14/5, wordt de overtreding op de aangifteverplichting zoals bedoeld in artikel 14/4 en artikel 14/7, tweede lid, gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met geldboete van 100 euro tot 100 000 euro of met één van die straffen alleen.
Onverminderd artikel 14/5, wordt het niet-houden van een register zoals bedoeld in artikel 14/6, gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot één jaar en met een geldboete van 200 euro tot 15 000 euro of met één van die straffen alleen.
Wordt gestraft met een geldboete van 50 euro tot 500 euro :
1° het niet-betalen of het gedeeltelijk niet-betalen van een belasting of retributie, bedoeld in de artikelen 14/2, 14/7, 14/9, 14/13 en 14/14, tenzij tijdig beroep werd ingesteld overeenkomstig artikel 14/20;
2° het niet-betalen of het gedeeltelijk niet-betalen van een in artikel 14/20 bedoelde definitieve belasting of retributie, bedoeld in de artikelen 14/2, 14/7, 14/9, 14/13 en 14/14;
3° het niet-beantwoorden van een schriftelijke vraag tot inlichtingen zoals bedoeld in artikel 14/21, § 2, eerste lid, 2°.
§ 2. In afwijking van artikel 29 van het Wetboek van strafvordering, stelt het Agentschap aan de vermoedelijke dader van de inbreuk een minnelijke schikking voor waarvan de betaling de strafvordering doet vervallen op voorwaarde dat :
1° indien het een inbreuk betreft zoals bedoeld in paragraaf 1, eerste lid of in paragraaf 1, derde lid, 1° of 2° : de verschuldigde belasting wordt voldaan binnen de termijn bedoeld in paragraaf 3;
2° indien het een inbreuk betreft zoals bedoeld in paragraaf 1, derde lid, 3° : de gevraagde inlichtingen werden verstrekt binnen de termijn bedoeld in paragraaf 3.
§ 3. De minnelijke schikking wordt verstuurd aan de dader van de inbreuk binnen drie maanden te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal.
In geval van betaling van de minnelijke schikking binnen de maand na de verzending, stelt het Agentschap de procureur des Konings hiervan in kennis en maakt hem het originele proces-verbaal en een kopie van het voorstel van minnelijke schikking over. Indien beroep werd ingesteld overeenkomstig artikel 14/20, begint de termijn te lopen op het moment dat de belasting definitief wordt zoals bedoeld in artikel 14/20.
Door betaling van de minnelijke schikking vervalt de strafvordering, tenzij de procureur des Konings binnen een maand, te rekenen van de kennisgeving van betaling van de minnelijke schikking, de dader van de inbreuk kennis geeft van zijn voornemen die vordering in te stellen.
Indien de strafvordering wordt ingesteld na betaling van de minnelijke schikking en leidt tot veroordeling van de betrokkene dan wordt het bedrag van de minnelijke schikking toegerekend op de aan de Staat verschuldigde gerechtskosten en op de uitgesproken geldboete. Het eventueel overschot wordt terugbetaald. In geval van vrijspraak wordt het bedrag van de minnelijke schikking teruggegeven.
In geval van voorwaardelijke veroordeling wordt het bedrag van de minnelijke schikking teruggegeven na aftrek van de gerechtskosten.
In geval van niet-betaling van de minnelijke schikking binnen een maand te rekenen vanaf de verzending, stelt het Agentschap de procureur des Konings hiervan in kennis en maakt hem het originele proces-verbaal en een kopie van het voorstel van minnelijke schikking over.
Indien het Agentschap geen minnelijke schikking voorstelt, maakt hij het origineel proces-verbaal over aan de procureur des Konings binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van het proces-verbaal. De procureur des Konings kan het origineel proces-verbaal terugzenden aan het Agentschap voor een voorstel van minnelijke schikking aan de vermoedelijke dader van de inbreuk. De minnelijke schikking wordt verstuurd aan de dader van de inbreuk binnen drie maanden vanaf de terugzending.
§ 4. Het bedrag van de minnelijke schikking mag niet lager zijn dan het minimum noch het maximum van de voor de inbreuk vastgelegde geldboete overschrijden. Het bedrag van de minnelijke schikkingen wordt vermeerderd met de opcentiemen die van toepassing zijn op de in het Strafwetboek bepaalde geldboetes.
§ 5. De persoon aan wie de betaling van de minnelijke schikking wordt voorgesteld, kan op verzoek bij het Agentschap inzage krijgen van het dossier met betrekking tot de hem ten laste gelegde inbreuk. Deze persoon kan zijn opmerkingen of verdedigingsmiddelen schriftelijk meedelen aan het Agentschap dat, bij niet-betaling van de minnelijke schikking, deze samen met het proces-verbaal van vaststelling van de inbreuk zal bezorgen aan de procureur des Konings.
§ 6. Indien de vermoedelijke dader niet betaalt overeenkomstig paragraaf 3, maakt het Agentschap het dossier over overeenkomstig artikel 29 van het Wetboek van strafvordering.
§ 7. Het recht om aan de dader van de inbreuk een schikking voor te stellen waarvan de betaling de strafvordering doet vervallen, kan niet worden uitgeoefend wanneer de zaak reeds bij de rechtbank aanhangig is gemaakt of wanneer van de onderzoeksrechter het instellen van een onderzoek is gevorderd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-03-11/08, art. 41, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Wet
Art. 14/23. [1 Alle bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, uitgezonderd hoofdstuk V*, zijn van toepassing op de in deze wet bepaalde misdrijven.]1
*Hfst V is de herhaling.
Alle straffen nog te vermenigvuldigen met 8 (opdeciemen)
----------