De koper was een Oostenrijkse en de verkoper was een Duitse onderneming (met vraagteken gelet het een burgerlijke vennootschap betrof). Op zich is de bevoegheid van de Oostenrijkse rechter inzake consumentenzaken geen verrassing omdat de Duitse wetgeving die bevoegdheid van de rechter van het land van de koper voorziet, maar hoe kan een partij/koper in een ander land - het land van de verkoper - laten uitvoeren wat in een beschikking staat van een nationale rechter?
En bijkomstig, de verkoper was in dit geval een burgerlijke vennootschap. Hoe kunnen commerciële regels hier van toepassing zijn?In de eerste plaats moet worden vastgesteld dat artikel 15, lid 1, sub c, van de Brussel I-verordening niet uitdrukkelijk bepaalt dat het slechts toepassing vindt indien de overeenkomsten die binnen zijn werkingssfeer vallen, op afstand zijn gesloten.
En zelfs voor verkopen die in het land van de verkoper doorgingen daar is de rechter bevoegd van het woonstland van de koper.Bovendien stelt de Commissie in de toelichting bij het voorstel voor verordening (EG) van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, dat zij op 14 juli 1999 te Brussel heeft voorgesteld [COM(1999) 348 def.], dat „de omstandigheid dat de in het oude artikel 13 [van het Executieverdrag ] genoemde voorwaarde, namelijk dat de consument in zijn staat de voor de sluiting van de overeenkomst noodzakelijke handelingen heeft verricht, vervalt, inhoudt dat artikel 15, eerste alinea, punt 3 [thans artikel 15, lid 1, sub c, van de Brussel I-verordening], eveneens van toepassing is op overeenkomsten die gesloten zijn in een andere lidstaat dan die waar de consument zijn woonplaats heeft”.